Inleiding

De volgende klassenanalyse is hard op weg om haar karakter als schets te verliezen. Deze klassenanalyse zal gelden als een bestanddeel van een volledige klassenanalyse van Nederland. Daarbij zal minstens de geschiedenis van Nederland en de huidige economische situatie van Nederland aan bot komen. Dit project bevindt zich nog in het beginstadium van haar ontwikkeling, waardoor deze analyse niet moeten worden opgevat als voltooid.

Alles heeft haar begin waarop verder wordt gewerkt. We kunnen aan de hand van deze analyse langzamerhand het skeletstructuur van de sociale klassen in Nederland traceren. Daarom hoop ik dat deze tekst enige discussie zal uitlokken zodat wordt nagedacht over hoe we onze maatschappelijke problemen kunnen oplossen. Wetenschap wilt zeggen dat de tekst altijd kan veranderen afhankelijk aan de ontwikkelingen van de realiteit. Ruimte voor aanpassingen en toevoegingen, mits ze gebaseerd zijn op marxisme en feiten, blijven welkom.

Maar wat is een klassenanalyse? Dankzij een klassenanalyse ontmaskeren we de specifieke klassenverhoudingen in het imperialisme, waardoor we kunnen bepalen wat hun problemen en belangen zijn. Door deze belangen te analyseren bepalen we of een sociale klasse vooruitstrevend is of juist niet, oftewel reactionair is. Hierdoor hebben we een helder perspectief voor het veranderen van de maatschappij, omdat we weten op wie we onszelf moeten baseren. Dat is noodzakelijk, omdat al onze strategieën en tactieken hieruit voortvloeien. We baseren onszelf op de progressieven krachten in de maatschappij, de gematigden krachten proberen we aan onze kant te binden en de reactionaire krachten zullen we isoleren of vernietigen. Oftewel, wie is ons fundament, en wie zijn onze vrienden en wie zijn onze vijanden?

We definiëren een sociale klasse als het geheel van mensen die we van elkaar kunnen scheiden in de positie die zij innemen in een historisch bepaald systeem van sociale productie, in hun relatie (in sommige gevallen gefixeerd en wettelijk bepaald) tot de middelen van productie, door hun rol in de sociale organisatie van het productieproces, door de hoeveelheid van het aandeel van het sociale rijkdom die ze vervreemden en de wijze waarop ze het toeëigenen.[1]

De rol die iemand in het systeem van sociale productie inneemt en de wijze waarop diegene te werk gaat, drukt tegelijkertijd het praktische leven van diegene uit. Dit bepaalt wie ze werkelijk zijn en waar ze in geloven. Elk persoon in ons maatschappij is lid van één van de onderin genoemde sociale klassen en zijn of haar denkwijze is ook bestempeld en onlosmakelijk verbonden aan deze of gene klasse. Deze sociale klassen worden trouwens niet door een Chinese muur van elkaar onderscheiden, ze zijn het geheel van economische verhoudingen die ons maatschappij omvat. Aan de hand van hun inkomsten kunnen sommige mensen zelfs tot twee verschillende sociale klassen behoren. De Nederlandse maatschappij bestaat uit de volgende sociale klassen met een bijzondere rangschikking tussen sommige van deze klassen:

De burgerij of de kapitalistenklasse:

De burgerij is die klasse van mensen die door middel van kapitaal (vermogen) alle noodzakelijke middelen van productie onder hun beheer hebben geconcentreerd.[2] Hiermee zijn ze de aannemers en aanvoerders van een hele leger aan loonarbeiders. Ze voeren zelf geen essentiële werk uit, maar ontvangen hun inkomsten (winsten) over de ruggen van de werkende klasse door hun meer te laten werken dan ze ervoor ontvangen, oftewel door hun uit te buiten. Hierdoor staat haar economische belang in complete tegenspraak tot de belangen van haar medewerkers, die de meerderheid van de bevolking uitmaakt. Dit is de voornaamste tegenstelling in ons economie waaruit alle andere tegenstellingen uit voortvloeien: de tegenstelling tussen maatschappelijke productie en privé-toe-eigening, oftewel het conflict tussen proletariaat en burgerij. In deze tegenstrijdigheid ligt het gehele conflict van onze tijd opgesloten.

De voorwaarden voor het ontstaan van het kapitaal is een ontwikkelde warenproductie en warencirculatie. De grondvoorwaarden voor het ontstaan van het kapitaal echter is wanneer het zichzelf injecteert in productie en de productiemiddelen voor zichzelf toe-eigent. Het brengt een complete scheiding teweeg van de werkenden van hun productiemiddelen, waardoor ze dus “vrij” zijn van alle productiewerktuigen, oftewel beroofd zijn van iedere toegang tot de productiemiddelen. En omgekeerd concentreert het kapitaal de meest noodzakelijke productiemiddelen in handen van één enkele groep van mensen tot hun monopolie, de burgerij. Haar voornaamste doel is om haar kapitaal constant te vermeerderen, terwijl ze haar ogen dicht houdt voor alle gevolgen van dien.

De burgerij heeft de politieke macht in ons maatschappij. Deze hadden ze uit handen genomen van de feodale heren door middel van een langdurige burgerlijke revolutie waarbij ze uiteindelijk haar eigen staat had gevestigd. Dit conflict is de geschiedenis ingegaan als de “Nederlandse Opstand” of “Tachtigjarige Oorlog”.[3] De burgerij kwam in opstand tegen de Spaans-Habsburgse koning Filipis II die het land onder zijn beheer had. De opstand leidde uiteindelijk tot een splitsing in de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden. In het noorden werd de Republiek der Zeven Nederlanden gevormd. Daarnaast is de bevrijding van Frankrijk in 1813 en is de grondwetsherziening van 1848[4] van groot belang in haar politieke ontwikkeling.

Tegenwoordig staat de burgerij bekend als de grootaandeelhouders die vertegenwoordigd worden door de burgerlijke politieke partijen, zoals de VVD en de werkgeversorganisatie VNO-NCW. Deze werkgeversorganisaties kwam op als een reactie op de arbeidersbeweging.[5]

Een van de eerste werkgeversorganisaties was van de sigarenmakerspatroons die ontstond tijdens de opkomst van de moderne arbeidersbeweging eind 19e eeuw. In 1873 kwamen zij bijeen als reactie op een staking in Amsterdam, die diende om een loonsverhoging te verkrijgen. De werkgevers slaagden erin de strijd te winnen en de Nederlandsche Sigarenmakersbond van de werkers kapot te maken. Ze hadden een vereniging opgericht voor patroons en werklieden waarvan één van hun doeleinden was om de zogenaamd “voor beide zoo verderfelijke werkstakingen te voorkomen”.[6]

Eind 1907 werd de Scheepsbouwers en Fabrikanten Vereeniging te Rotterdam en Omstreken opgericht, waarvan het de leden werd verplicht zich binnen 48 uur na het uitbreken van een staking het bestuur hiervan op de hoogte te stellen en om instructies te vragen. Als doel van de vereniging werd in artikel 1 van de statuten genoemd: “De belangen der leden bevorderen en in het bijzonder deze belangen te beschermen en te verdedigen tegen werklieden of verenigingen van werklieden, die door staking of door andere middelen trachten onnodig belemmerende voorwaarden aan de door leden uitgeoefende bedrijven op te leggen”.[7] De burgerij organiseerden zich dus vooral om het opkomend arbeidersverzet te weerstaan. Het was dan ook onvermijdelijk dat deze werkgeversorganisaties zich evenals hun opponenten, de vakbonden, landelijk organiseerden.

De eerste belangrijke nationale werkgeversorganisatie ontstond onder textielfabrikanten uit Twente. Ze wilden de Ongevallenwet[8] die in het belang van werkende mensen stond tegenhouden. De organisatie die in 1899 ontstond was de Vereeniging voor Nederlandsche Werkgevers (VNW). Hier kwam in 1968 het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) uit voort die in 1996 fuseerde met de confessionele organisatie NCW tot de huidige VNO-NCW.

De kapitalisten zijn de voornaamste tegenstanders van de arbeidersbeweging en een uiterst reactionaire kracht, omdat ze gebaat zijn om de kapitalistische productieverhoudingen en het economische ongelijkheid die het met zich mee brengt in stand te houden. Vanwege hun exploitatie over de werkende bevolking zijn ze een parasitaire klassen en ze voeren hun hegemonie uit over de maatschappij d.m.v. de staat en politiek, economische dwang, de media en het onderwijssysteem. Ze zijn de heersende klassen in ons maatschappij die geïsoleerd en bestreden moeten worden. Ongeacht dat ze een gedeeld belang hebben in de uitbuiting van werkende mensen, zijn ze toch in onderlinge concurrentie met elkaar over de verdeling van de winst als een “bende ruziënde broers”. De burgerij onderscheidt zich in verschillende specifieke kapitalen: de industriële kapitalisten (fabrikanten), de woekerkapitalisten (bankieren) en de handelskapitalisten (groothandelsdrijvers). Wanneer de tegenstellingen zichzelf in de loop van tijd ontwikkelen naar een hogere vorm ontstaat het financierskapitaal, de heersende en meest extreem parasitaire klasse.

Het mondiale financierskapitaal:

Competitie is één van de voornaamste drijfveren van de kapitalistische productiewijze en de meest complete expressie van een oorlog van allen tegen allen. In deze bellum omnium contra omnes[9] is de burgerij genoodzaakt om een zo groot mogelijke afzet en winst te behalen, waardoor ze arbeiders, productiemiddelen, arbeidsprocessen en technieken onder hun beheer moeten concentreren om zo met de meest goedkope prijzen de concurrentie uit te kunnen schakelen. Vanuit deze competitie ontstaat er een ontzaglijke concentratie van productie, de vernietiging van de kleine industrieën door de grote industrieën, de vervanging van deze grote industrieën naar reusachtige industrieën, waardoor deze concentratie van productie en kapitaal zijn limiet overschrijd en in monopoliën veranderen: overnames, fusies, kartels, fondsen, concerns, multinationals en conglomeraten. Deze monopoliën vergroeien op hun beurt met het kapitaal van een dozijn banken (en verzekeraars) die hun controle uitoefenen op het productieproces.[10]De concentratie van de productie, de daaruit ontspruitende monopolies, het samensmelten of vergroeien van de banken met de industries — ziedaar de wordingsgeschiedenis van het financierskapitaal en de inhoud van dit begrip.“[11]

Het financierskapitaal wordt vertegenwoordigd door de burgerlijke politieke partijen VVD, CDA, D66, Christen-Unie (en door omkoping) de top van de PvdA. De rijkste families hiervan zijn Van Beuningen, Philips, Wessels, Zeeman, Blokker, Oranje-Nassau, Goldschmeding, Carvalho-Heiniken, Melchior, Dreesman, Sonnenberg, de Mol, Melchers, Fentener van Vlissingen, de Rijcke, van der Vrom, Brennickmeijer enz. die in het bezit zijn van investeringsmaatschappijen en investeren in gigantische winkelketens, de media, vastgoed, uitzendbureaus en allerlei industrieën.

Het mondiale financierskapitaal vertegenwoordigt de meest achterwaartse en reactionaire productieverhoudingen en zijn de voornaamste belemmering voor de ontwikkeling van de productiekrachten, vanwege hun particuliere belangen en het gebruik van patenten en octrooien.[12]

Door haar onophoudelijke dorst naar grondstoffen, afzetmarkten en om daarmee een zo groot mogelijke winst te realiseren onderwerpt de burgerij de natuur aan een meedogenloze uitbuiting. De tegenwoordige ecologische crisis is geen arbitraire tegenstelling tussen “mensheid en natuur”, maar is het product van de kapitalistische productiewijze.[13] De burgerij wordt gedwongen om afzetmarkten en grondstoffen die haar eigen nationale grenzen overschrijden (en dus andere landen, hun regel- en wetgeving aan hun laars te lappen) veroveren en nationaal onderdrukken.[14] Maar in plaats van de oude wijze waarin het kapitaal door middel van export van de meest goedkope koopwaren andere naties overheersten, exporteren ze in ons tijdperk voornamelijk overbodig kapitaal. De onderdrukking van de geprivilegieerde natiestaten op de zwakkere natiestaten is een eigenschap inherent aan het imperialisme, en staat en kapitaal raken met elkaar verweven. De Nederlandse staat heeft alleen al in de afgelopen 60 jaar meegedaan aan verschillende imperialistische oorlogen om haar kapitaal en macht te vergroten, zoals de Koreaanse oorlog tegen Noord-Korea (1950-1953), de Golfoorlog tegen Irak (1990-1991), de oorlog tegen Irak (2003-2005), de oorlog tegen Afghanistan (2001-heden), de oorlog tegen Libië (2011) en de oorlog tegen Syrië (2016-heden). Het financierskapitaal volgt in haar buitenlandbeleid consistent de leiding van de wereldwijd sterkste imperialistische macht, de Verenigde Staten. Dit komt omdat ze op wereldschaal te zwak is om zelfstandig een rol van betekenis te spelen, maar vooral doordat de VS de grootste investeerder in NL is met een totaalbedrag van $790.385.000.000, wat neerkomt op 20% van de totale buitenlandse investeringen ($3.939.415.000.000).

Door de competitie om grondstoffen en “invloedssferen” komen verschillende monopolies met elkaar in een strijd verwikkeld om de verdeling en uiteindelijk om de herverdeling van de wereld. Er vormen zich internationale monopolistische associaties van kapitalisten die de wereld onder elkaar verdelen, zoals de Europese Unie, de G-10, de NAVO, de Wereldhandelorganisatie WTO en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling OESO waar Nederland onder andere lid van is en heeft helpen oprichten. Het kapitaal neemt een internationale vorm aan en schept tegelijkertijd een daaraan beantwoordende internationale arbeidsklasse in alle imperialistische landen. De productie zelf wordt steeds meer vermaatschappelijkt, — honderdduizenden en miljoenen arbeiders worden samengebracht in een planmatig economisch organisme, het schaft een werkvloer voor de wereld — maar het product van de gemeenschappelijke arbeid eigenen een handvol kapitalisten zich toe.

De arbeidersaristrocratie:

Door de enorme exploitatie en onderdrukking die de imperialistische naties, waaronder Nederland, de omliggende en economisch zwakkere naties aandoen, hoopt de burgerij in al deze landen enorme winsten op bovenop de normale winsten. Hierdoor hebben ze de ontzaglijke financiële mogelijkheid om een gedeelte, en dan ook de meest invloedrijke gedeelte van de arbeidersklasse, om te kopen en aan haar zijde te houden. Met deze knechten probeert de burgerij de rest van de arbeidersklasse onder haar duim te houden, de strijd te dempen en om te vormen tot een karikatuur. Het huidige poldermodel[15] (praatjesmodel) is hier het voorbeeld van. Hierdoor ontstaat er een arbeidersaristrocratie die in woord de kant van de werkende klasse kiezen, maar in feite de kant van de burgerij innemen en met gematigde politiek de werkers proberen te misleiden; dit zijn de top van de vakbonden en de parlementaire partijen zoals de FNV, CNV,[16] PvdA, enz. Ze houden impliciet, en soms zelfs expliciet, de heersende nationalistische ideologie in het leven[17]en geven het proletariaat enkel de keuze tussen loonslavernij of loonslavernij met kruimels.

In sommige periodes kunnen ze zelfs worden geweerd door de burgerij, maar wanneer de klassenstrijd intensiveert zal de burgerij deze arbeidersaristocraten omkopen en inzetten als haar vertolkers in de arbeidersbeweging. In de vorm van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) betalen kapitalisten bij iedere nieuw afgesloten cao de betrokken vakbonden €20,83 voor ieder werker die onder de afgesloten cao valt. Hiermee betaalt deze overkoepelende werkgeversorganisatie de vakbonden voor een cao die in haar belang zal staan. Als de bonden in een bepaald jaar voor 5 miljoen werknemers een cao afsluiten, komt deze corruptie uit op ruim €100 miljoen. Hiervan zal de helft (een tientje dus per werknemer) naar de grootste vakbond in NL gaan, de FNV, en zal niet eens voor de stakingskas mogen worden gebruikt. De burgerij zal dus met miljoenen euro’s de vakbonden omkopen voor een voordelige cao, om er vervolgens miljarden euro’s tijdens de werkdag uit de werkers te kunnen persen.[18]

Door hun invloedrijke positie kunnen deze arbeidersaristrocraten en opportunisten de arbeidersbeweging de dood in verstrengelen. De vakbonden zijn in de loop van ruim honderd jaar veranderd van een spontane actiegroep in een bureaucratisch apparaat met onroerend goed, aandelenpakketten, enz.[19] Ongeacht de algemene daling in lidmaatschap van de vakbonden sinds 1999[20], hoeven de vakbonden zich geen zorgen te maken voor ondergang, omdat ze overeind worden gehouden door de werkgevers. De werkgevers zijn gebaat om gebruik te maken van een gematigde vakbond die grotendeels onder hun controle staat.[21] In geen geval dienen deze vakbonden de belangen van de meerderheid van mensen, de belangen voor de bevrijding van ons arbeid aan de knechting van het kapitaal, maar eerder de belangen van de minderheid, en de verzoening van deze minderheid met het kapitalisme.

Ook de leden van de Partij van de Arbeid zitten voornamelijk in het FNV-bestuur en werken nauw samen met elkaar. Haar beginselprogramma in 1947 daarentegen was bedoeld om “een economisch bestel zonder klassentegenstellingen, waarin het proces der behoeftenvoorziening door bijzondere organen ten bate der gemeenschap wordt geleid, de voornaamste productiemiddelen op de gebieden van industrie, bankwezen en transport zijn gesocialiseerd… De partij bestrijdt niet slechts de uitwassen der kapitalistische productiewijze, maar het stelsel zelf, de daaruit voortvloeiende sociale verhoudingen en de deze maatschappij beheersende geest.” Deze partij wilde dus niet slechts “de uitwassen der kapitalistische productiewijze” bestrijden, maar zelfs “het stelsel zelf”! Hoe anders is dat vandaag de dag! Tegenwoordig voert het een oorlog op haar eigen verleden beginselen en daarmee op de meerderheid van mensen, de arbeidersklasse. In 2010 ging de PvdA mee met de overheidsbezuinigingen dat in 2017 op 52 miljard zal uitkomen. Deze ‘VVD-beleid’ voerde de top van de PvdA niet alsof ze gegijzeld was door haar coalitiepartner, maar als eigen keuze. In augustus 2013 zei Dijsselbloem het volgende: ‘Als wij alleen in het kabinet zouden zitten, zouden wij ook de begroting op orde brengen’.[22] Wat een wereld van verschil.

Deze arbeidersaristrocraten zijn de meest schaamteloze opportunisten van de arbeidersbeweging. De strijd tegen het imperialisme gaat samen met de strijd van de onderdrukte landen voor nationale zelfbeschikking, en de strijd tegen het opportunisme in de arbeidersbeweging. Het kapitaal kan niet worden verslagen zonder het neerhalen van nationale onderdrukking en opportunisme.

Maar er is een wezenlijke verschil tussen de kleine omgekochte top van deze instituten en de rest van haar leden, want over de meeste kwesties is deze top in conflict met haar leden of haar  afdelingen. Binnen deze instituties zijn er altijd kritische geluiden te horen van haar leden die ontevreden zijn met de koers van de bond of van haar partij, of zelfs daartegen in actie komen. Deze leden hebben niet dezelfde maatschappelijke positie en zijn een progressieve kracht die we aan ons moeten binden, en de leiderschap van de opportunisten over hun moeten zien te ontbinden.

De kleinburgerij of middenklasse:

De kleinburgerij is de sociale laag van mensen die in het productieproces tussen het grootkapitaal en arbeid instaan. Het zijn de eigenaren van kleinschalig kapitaal en bezitten kleine middelen van productie die ze verhuren of zelf verbruiken en eventueel werkers aannemen of door middel van bijstand van familieleden.[23] Het kleinburgerlijke huishouden wordt daardoor meestal gedomineerd door de vader (of man). Dat komt omdat de materiële beslissingen zijn geconcentreerd in zijn handen, waardoor zijn moraal zichzelf in de familie als wet doet gelden.[24]

Als een zelf betaalde arbeider heeft de kleinburgerij gedeelde belangen met het proletariaat; als bezitter van kleinschalige middelen van productie daarentegen heeft de kleinburger gedeelde belangen met de burgerij. In andere woorden, de kleinburgerij staat verdeeld tussen de belangen van de twee beslissende sociale klassen, staat daar recht tussenin en is daarom ook erg wankelmoedig en besluiteloos.[25] Een kleinburger is daarom ook altijd opgesplitst in twee personen, oftewel in een reactionaire en een progressieve zijde.[26] Enerzijds denken zij als kapitalist of eigenaar van kleine productiemiddelen aan hun onmiddellijke particuliere belangen die ze gemeen hebben met de rest van de burgerij en droomt ervan om tot deze klasse en haar levensstijl te behoren; anderzijds hebben zij als werker dezelfde belangen als de rest van de arbeidersklasse en deze belangen verdedigen ze ook met het oog op de toekomst.

De kleinburgerij zal het in de strijd om winst moeten opnemen tegen het financierskapitaal om haar eigen bestaan als middenklasse voor de ondergang te bewaren. Deze conservatieve houding geeft haar een reactionaire zijde. Maar de kleinburgerij die deze strijd om winst niet kan winnen staart meestal naar de ondergang in het proletariaat die hun wacht.[27] Zouden zij de kant van het proletariaat nemen, dan verdedigen zij niet alleen hun tegenwoordige, maar ook hun toekomstige belangen, dan verlaten zij hun eigen standpunt, om zich te stellen op dat van het proletariaat. Hierdoor is de kleinburgerij ook een integrerend bestanddeel van de sociale revolutie en zal hun participatie de machtsverhoudingen kunnen doen omdraaien. De belangrijkste delen hiervan zijn de kleine ondernemers, maar ook de studenten, docenten, academici en journalisten, omdat zij de publieke opinie sterk kunnen beïnvloeden ten voordele van het proletariaat en bereid zijn tot actie. Deze specifieke delen binnen de kleinburgerij ontstaan vanwege de door de werkers geproduceerde meerproduct (meerwaarde) die een arbeidsverdeling mogelijk maakt voor het ontwikkelen van “pure theorie”, oftewel vanwege de historische scheiding tussen fysiek en intellectuele (theoretische) arbeid. Typerend voor de kleinburgerij heeft deze intellectuele laag een reactionaire en een progressieve zijde; de ene zijde legitimeert de kapitalistische productierelaties, terwijl de andere zijde deze relaties bekritiseerd.[28]

De docentenstaking van november, 2017 in Den Haag met ongeveer 60.000 stakers, de daaropvolgende stakingen in november en december openbaarde de progressieve kant van de docenten. Deze stakingen werden gehouden door de docenten van PO in Actie uit het voortgezet onderwijs en deze bestaat uit de kern van de docenten. Ze hadden in een enorm korte tijd de docenten gemobiliseerd voor een massaal bezochte landelijke staking, gevolgd door regionale estafette-acties. Dit was een reactie op de bezuinigingen die sinds de economische crisis van 2008 zijn doorgevoerd door Kabinet Rutte-1. Het heeft een verslechtering van het kwaliteit van het onderwijs teweeggebracht, een hogere werkdruk en een vermindering van de salaris. De docenten van de universiteiten (voornamelijk UvA) hebben ook meegedaan aan de studentenprotesten en andere acties, maar zijn daarentegen minder strijdbaar en daadkrachtig. Dit komt voornamelijk vanwege het verschil in inkomen tussen beide lagen.

Daarnaast hebben de studentenprotesten en maagdenhuisbezetting van de UvA van 1969 (5 dagen lange bezetting), 1978, 1980, 1986, 1990, 1993, 1996, 2005 en de recentelijke maagdenhuisbezetting van februari 2015 (twee maanden lange bezetting), eveneens de progressieve kanten laten zien van de studenten. Deze protesten en bezettingen hebben verschillende aanleidingen gehad.[29] De meest recentelijke bezetting kwam door de bezuinigingen op het onderwijs, waarbij geesteswetenschappen, geschiedenis, literatuur en alle opleidingen die niet productief zijn in de ogen van het kapitaal het hardst werden geraakt.[30] Ook waren de studenten tegen de invoering van het leenstelsel,[31] het gebrek aan democratie en het winstbejag in de universiteiten, wat ze uitdrukten in “rendementsdenken” die de faculteiten hebben omgezet in een “diplomafabriek”. De progressieve kern van de studenten zijn ‘semi-proletarisch’, omdat ze zelfs met een lening de hoog oplopende studiekosten niet kunnen betalen waardoor ze zichzelf toch moeten verkopen om te werken. De studenten die uit kleinburgerlijke gezinnen komen hebben daar minder last van, en de studenten die uit burgerlijke gezinnen komen bijna niet en zijn ook meestal een reactionaire kracht. De studenten botsen geregeld tegen hun College van Bestuur die zichzelf hoge salarissen toe kennen en waarvan de leden allerlei nevenfuncties hebben in de overheid, zoals in de SER of de Ministerie van Financiën, of in monopolistische bedrijven.

De universiteiten zijn verweven met het financierskapitaal, zoals de UvA met de ABN Amro (later Deutsche Bank) en BNG, en de UU met de ABN Amro. Na 1992 vond er in alle deelnemende landen aan de Europese Unie een grootschalige privatiseringsgolf plaats. Allerlei staatsbedrijven werden naar de beurs gebracht. In 1995 werd het eigendom van schoolgebouwen, hospitalen en tehuizen overgedragen aan hunzelf op voorwaarde dat zij de financiële verantwoordelijkheid zouden overnemen. Daarnaast is sinds de jaren 60′ het aantal studenten in de universiteiten verdrievoudigd wat leidde tot een forse stijging van het budget voor universitair onderwijs. De universiteiten konden deze uitgaven niet uit eigen zak financieren. Zeker niet toen eind jaren negentig het studentenaantal weer toenam en de overheid niet bereid was het universitaire budget verder te laten stijgen. Kortom, er moesten externe financiers worden gevonden: de banken.[32] Tussen 2000 en 2010 is de eerste geldstroom van de universiteiten gekrompen van 52% naar 45% van hun budget. Dit deel ontvangen universiteiten van de staat en is zogenaamd vrij besteedbaar voor onderzoek en onderwijs. Maar tegelijkertijd groeide de onderzoeksfinanciering door bedrijven en bepaalde de staat dat ook de helft van de publieke financiering van onderzoeksprojecten (rond €275 miljoen per jaar) moet worden besteed aan samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, universiteiten en de staat.[33]

Tegenwoordig is de progressieve kleinburgerlijke laag van theoretici en haar ideeën erg dominant in de meeste bewegingen. Enerzijds komt dit vanwege hun invloedrijke maatschappelijke positie, anderzijds vanwege het intellectuele arbeid die ze verrichten. De eerste geeft hun grotere mogelijkheden voor platforms om hun stem te verheffen, en door de tweede zien ze zichzelf als de vanzelfsprekende ‘leiders’ van bewegingen waardoor ze de politieke activiteiten daarvan meestal domineren. Ze denken het meestal beter te weten waardoor ze erg éénzijdig en extreem zijn in hun theorie en praktijk. Maar daarnaast hebben ze goeie bedoelingen en kunnen worden gewonnen voor proletarische ideeën, waardoor deze laag ook bekwame en intelligente bondgenoten kunnen bieden.

Vanuit haar economische positie daarentegen, laat de kleinburgerij blijken dat ze niet de kracht heeft om op zichzelf de kapitalistische maatschappij fundamenteel te doen veranderen. Dit komt omdat ze geen gezamenlijke controle kunnen uitoefenen over de meest dominante productiemiddelen, zoals het proletariaat kan die gezamenlijk werkzaam zijn in de haven, bouw, het openbaar vervoer, het transportwezen en logistiek, productie van grondstoffen en machines enz.

In het algemeen heeft de kleinburgerij moeite om een consistente en langdurige proletarische strijd te voeren. Net als het proletariaat, worden delen van de kleinburgerij onderworpen door het financierskapitaal.[34] De kleinburger die het bijvoorbeeld niet op kan nemen tegen de monopolist en in economische ruïne terecht is gekomen, zijn/haar zaak heeft verloren of als hoogopgeleide gewelddadig het proletariaat in wordt geslingerd, gaat meestal over naar extreem revolutionaire of nationalistische uitspattingen, en vertoont ook altijd gebreken om collectief en gedisciplineerd werk uit te voeren. Deze anarchistische kenmerken van de kleinburger die door een doorgeslagen woede van zijn of haar onderdrukking een gebrek heeft aan consistentie eindigt ook meestal in apathie, isolatie en onderwerping. In de meeste gevallen zal ze zichzelf weer proberen op te werken tot haar kleinburgerlijke positie en is daarom ook geen leidende kracht.

Winkeleigenaren, kleine ondernemers, boeren, managers, opzichters, accountants, architecten, academici, docenten, studenten, psychologen, artsen, dokters, journalisten en ambtenaren zijn allen verdubbeld in twee verschillende belangen en staan daar recht tussenin. Enerzijds werken ze en wordt hen zoals het proletariaat een salaris uitbetaald waar ze net zo afhankelijk op zijn, anderzijds bestaan deze salaris en bonussen uit de door de werkers geproduceerde meerwaarde die zij in het productieproces hebben moeten controleren of onder de duim hebben moeten houden.[35] De politie, het leger, BOA, gevangenisbewaarders, werkmeesters, afdelingshoofden enz. vallen hier vanuit hun economische positie ook onder, doordat ze de gevangenen die tot dwangarbeid zijn veroordeeld onder de duim moeten houden, terwijl ze zelf tegelijkertijd afhankelijk zijn op een salaris.

Het proletariaat of de arbeidersklasse:

Het proletariaat is de sociale klasse van moderne loonarbeiders die compleet naakt, los en ledig staan van alle noodzakelijke middelen van productie. Hierdoor zijn ze indirect geforceerd om hun arbeidskracht te moeten verkopen om te werken en in leven te blijven aan hen die de middelen van productie wel bezitten, de burgerij. Het proletariaat wordt dus niet gekenmerkt door een hoog of laag loonniveau, maar het feit dat ze compleet gescheiden zijn van de productiemiddelen en dus gedwongen zijn om hun arbeidskracht te moeten verkopen. Deze arbeiders, die zich stuksgewijs moeten verkopen, zijn een koopwaar, als ieder handelsartikel, en daardoor in dezelfde mate aan alle wisselvalligheden van de concurrentie, aan alle schommelingen van de markt blootgesteld. Door de ontwikkeling van de machinerie en de arbeidsverdeling verliezen ze elk zelfstandig karakter, individualiteit en worden niets meer dan een aanhangsel van de machines, van wie slechts de eenvoudigste, eentonigste, gemakkelijkst te leren handgrepen verlangd wordt. De ene proletariër kan hierdoor, net zoals een instrument, makkelijker worden vervangen door de andere.[36] De burgerij verminkt de arbeider tot het uiterste voor het verrichten van deze eentonige en eenzijdige handgrepen en onderdrukt daarmee al zijn andere productieve en instinctieve vermogens, net zoals in Afrika een geheel dier wordt afgeslacht enkel voor zijn ivoor.

Vanuit economisch oogpunt zijn ze de meest productieve klasse, omdat vooral zij door hun werk voor al het sociale welvaart in de samenleving zorgen. Het verbruik van hun arbeidskracht komt daarentegen nooit overeen met de waarde die ze voor hun gebruik hebben moeten verkopen, en het kapitaal die ze uit deze meerwaarde van hun werk scheppen, komt in handen van de burgerij. Het proletariaat wordt uitgebuit en onderdrukt door de burgerij, doordat ze meer waarde produceren dan het loon die ze ervoor ontvangen. Wat het proletariaat verliest, wordt toegevoegd en geconcentreerd in het kapitaal dat tegenover hen staat.[37] Door de onderlinge (internationale) concurrentie van de burgerij wordt ze genoodzaakt om deze exploitatie constant te maximaliseren, waardoor ze een moeras aan schijnconstructies creëert om bepaalde regels te omzeilen of “creatief” toe te passen. Hierbij probeert ze zelfs onder het wettelijke minimumloon te komen en alle denkbare sluiproutes uit te proberen die extra winst kunnen opleveren. De symptomen van deze exploitatie komen verder naar voren in de vorm van het achterhouden van vakantiegeld, overuren die niet worden vergoed, uurtarieven die niet kloppen, werktijden die fysieke grenzen overschrijven, pauzes die worden ingekort, salarissen die niet worden uitbetaald, vergoedingen die ten onrechte worden doorberekend aan werknemers, cao’s die worden ondermijnd enz.[38] 

Door de ontwikkeling van de moderne industrie ontwaakt het proletariaat, en door de concentratie van het kapitaal wordt ook het proletariaat geconcentreerd in gigantische steden[39] die we vandaag de dag aanschouwen. Door deze concentratie op verschillende werkvloeren en in wijken onder een strikte arbeidsdiscipline, beschikt het proletariaat over de sterkste verenigingskracht, communicatievermogens en discipline noodzakelijk voor de omverwerping van het kapitalisme. Vanuit haar economische positie is het proletariaat de meest gevorderde kracht in de samenleving, omdat ze gezamenlijk werken met de productiemiddelen onder een internationale arbeidsverdeling. Ze hebben de potentie om een egalitaire en de meest progressieve economie in het leven te brengen door het privékarakter van de productiemiddelen af te schaffen: het socialisme. Vanuit historisch perspectief bekeken is het proletariaat de eerste sociale klasse die zo’n soort economie kan realiseren. We baseren onszelf voornamelijk op het proletariaat als de ruggengraat en leidende kracht voor de sociale revolutie, en door haar leiderschap en verenigingskracht kunnen de andere besluiteloze en wankelmoedige elementen aan ons worden gebonden.

De leefomstandigheden van het Nederlandse proletariaat behoorde aan het begin van de 19de eeuw tot de slechtste van Europa. In de steden was 25% van het proletariaat verpauperd, het voedsel was slechter dan in de drie eeuwen daarvoor en als gevolg daarvan was de fysieke kracht van de mensen afgenomen. Mannen, vrouwen en kinderen werkten 12-urige arbeidsdagen en gingen zelfs hierbij te boven. Ze leefden in slechte krotwoningen waar stank, vuil en slechte riolering heerste. De industrialisatie van Nederland begon pas in de tweede helft van de 19de eeuw door de opkomst van de metaal- en textielindustrie en er ontwikkelde zich een moderne arbeidersklasse. In dezelfde periode ontstond de moderne arbeidersbeweging. Door de langdurige strijd van het proletariaat voor een verbetering van haar levensomstandigheden, de technologische ontwikkeling, en de verdere ontwikkeling naar het imperialisme die enorme winsten met zich mee bracht voor kapitalisten, konden ze eerder concessies doen aan arbeiders waardoor de omstandigheden van het proletariaat tegenwoordig zijn verbetert in vergelijking met de 19de eeuw.

Vanwege de ongelijke economische ontwikkelingen in het imperialisme is er een verschil in samenstelling van het proletariaat, waardoor ze kan worden opgedeeld in voornamelijk vier lagen aan de hand van haar inkomsten. In essentie behoren ze tot dezelfde sociale klassen, maar verschillen naar vorm. Dit zijn de werkloze gedeelte die onder de armoedegrens leeft, een werkende arme gedeelte die net onder de armoedegrens leeft, een werkende arme gedeelte die er net boven leeft, en een werkende gedeelte die ruim boven de armoedegrens leeft.[40] De gemeenten waarin het merendeel (en dus niet alle) van deze armen zich bevinden zijn Rotterdam, Groningen, Amsterdam en Den Haag.[41] Deze armoede zal nooit uit de weg kunnen worden geruimd, omdat het systeem fundamenteel is gebaseerd op de verrijking van een minderheid door het afpersen van de bevolking, oftewel, naast armoede en werkloosheid “groeit de economie!”

Vanwege de onverzadigbare dorst voor winst hebben de werkgevers vanaf de jaren negentig de hoeveelheid vaste contracten teruggedrongen voor flexibele contracten,[42] waardoor werknemers tegenwoordig minder salaris, vaste uren, pensioenopbouw, zekerheid en rechten hebben, en omgekeerd werkgevers hun winsten verder hebben zien stijgen.[43] Vanwege de afbraak van vaste contracten kunnen werkgevers de werkdruk makkelijker opvoeren en blijven werknemers zelfs tijdens ziekte of ongeval minder gauw thuis uit angst om hun baan niet te verliezen.[44] De term “precariaat” is een product van deze ontwikkelingen.[45] Daarnaast heeft de uitzendbranche zich volop ontwikkeld sinds de jaren zestig en zich parasitair genesteld tussen werknemers en ondernemers.[46] Door deze ontwikkelingen zijn bedrijven minder gecentraliseerd en worden veiligheidsregels minder streng nageleefd, waardoor de hoeveelheid dodelijke ongevallen in de bouw en metaal zijn toegenomen.[47]  Uitzendkrachten lopen een twee keer zo hoge kans op een ongeval als werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij een werkgever,[48] omdat bijvoorbeeld tijdelijke werknemers onvoldoende instructies krijgen of het Nederlands onvoldoende beheersen.

Door de mateloze afpersing van de burgerij en haar knechten brengen ze werkers zelfs eerder tot de dood. In het algemeen sterven er jaarlijks ongeveer 50 tot 70 werkers als gevolg van een arbeidsongeval en overlijden ongeveer 4.100 werkers als gevolg van een beroepsziekte. Bijna 80% van die 4.100 slachtoffers zijn dan al met pensioen, omdat veel beroepsziekten pas een lange tijd na de arbeidsperiode aan het licht komen vanwege hele grimmige redenen.[49] De zorg, industrie, bouw en handel (ook recycling- en afvalbeheer)  zijn verantwoordelijk voor twee derde van alle jaarlijkse nieuwe beroepsziekten. De arbeidskracht gaat op in de circulatie van waren, wordt gekocht door het kapitaal en aan het werk gezet om er na verloop van tijd weer uitgestoten te worden met burn-out klachten, depressie, rugaandoeningen en klachten aan knie, arm, nek en schouders. De beroepsziekten met dodelijke afloop zijn kanker (2.700)[50], hart- en vaatziekten (780)[51] en ademhalingswegen (640). Vele dodelijke slachtoffers worden veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen; voor het overgrote deel door asbest, lasrook en kwartstof.[52] De nabestaanden van deze slachtoffers hebben niet alleen te maken met langlopende juridische en financiële processen, maar ook met de ontwrichting in het familie die het rouwproces met zich mee brengt. En niet alleen voor familie en vrienden, het effect vind ook weerklank op de rest van de medewerkers. Zo verteld een medewerker dat de dood van zijn collega een jaar lang invloed heeft gehad op de rest van de collega’s, hun werk en de productiviteit. Zij blijven worstelen met de vraag waarom hun dit overkomt.[53]

Vanwege de verdere ontwikkeling van de arbeidsverdeling is het proletariaat in Nederland werkzaam in de industrie en de dienstensector die aan elkaar zijn verbonden. Hoewel de industrie een grote rol speelde in het verleden is de dienstensector tegenwoordig erg dominerend vanwege de sterke positie die het handelskapitaal heeft. Daarnaast is de industrie gekrompen vanwege de technologische vooruitgang, het uitbesteden van ondersteunende diensten van industrieën aan de dienstensector, verplaatsing van productie naar lagelonenlanden en faillissementen.[54] De dienstensector bestaat voornamelijk uit de horeca, het openbaar vervoer, de haven, het transportwezen en logistiek, bezorgers (runners), winkels (detailhandel), callcenters, theaters, kappers enz. De industrieën daarentegen bestaan uit de vervaardiging van dranken, voedselwaren, tabaksproducten, betonproducten, delfstoffen, papier, karton, chemische producten, metalen in basisvorm, wapens en munitie, meubels, machines, elektrische apparatuur, synthetische vezel, textiel, leer, lederwaren en schoenen, primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk enz.[55] Oftewel, ongeacht het geleuter dat er “geen arbeidersklasse meer bestaat in Nederland.”[56]

Tegenwoordig zijn er ongeveer 3.9 miljoen  mensen met een niet-Nederlandse achtergrond in NL[57] en deze bestaan voornamelijk (en niet alleen) uit Syrische, Eritrese, Iraanse, Iraakse, Afghaanse en Somalische vluchtelingengroepen, en Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Poolse, Bulgaarse en Roemeense arbeidsmigranten.[58] Deze groepen hebben vaak te maken met nationale onderdrukking op hun werkvloer of in de vorm van politiegeweld, segregatie en uitsluiting. Aan het begin van de 19de eeuw bestond de arbeidersbeweging mede uit migrantenarbeiders uit Duitsland en Frankrijk. In de 20de eeuw komen de migrantenarbeiders uit landen als Marokko, Turkije, Polen, Roemenië, de (voormalige) koloniën en, in mindere mate, Zuid-Europese landen als Spanje bij. Deze goedkope reserve aan arbeidskracht en vluchtelinggroepen zijn inmiddels, met een tweede en soms zelfs derde generatie, geworteld in de Nederlandse samenleving. Het kapitalisme heeft dezelfde werkingen als dat van een molen, die nationale verschillen tot op een bepaalde hoogte vermaalt en uit de weg ruimt. De nieuwe generatie gastarbeiders zijn voornamelijk afkomstig uit Oost- en Zuid Europa. Deze arbeiders worden nationaal onderdrukt, werken en leven vaak in inhumane omstandigheden, krijgen ver onder het minimumloon betaald, hebben geen vorm van vertegenwoordiging en worden grotendeels buitengesloten door de maatschappij.

Er is geen fundamentele tegenstelling tussen de economische belangen van NL’se en buitenlandse arbeiders. Tegenover al het nationale geharrewar en ruzie stelt de arbeidersbeweging in alle imperialistische landen de volgende eis: onvoorwaardelijke eenheid en samensmelting van de arbeiders van alle nationaliteiten in elk industrie en sector, in alle vakbonden en alle andere arbeidersorganisaties, als tegenwicht tegen het burgerlijk nationalisme. In plaats van afscheiding en opsplitsing in vijf vingers zullen de werkers zichzelf moeten verenigen onder één vuist. Slechts bij een dergelijke eenheid kunnen de belangen van de arbeiders tegen het kapitaal — dat reeds internationaal is — verdedigd worden en kan de ontwikkeling van de mensheid naar een nieuwe levensvorm, waarin iedere uitbuiting en onderdrukking onmogelijk is, gewaarborgd worden.

Het bestaan van het proletariaat is voorwaarde voor de kapitalistische productiewijze en deze economisch uitgebuite klasse, deze onderste laag van ons tegenwoordige maatschappij, kan zich niet oprichten, niet verheffen, zonder de gehele maatschappelijke verhoudingen te vernietigen. Geen enkel parlementaire partij vertegenwoordigt de belangen van het proletariaat in zijn geheel. Vanuit haar economische positie zal een geslaagde machtsovername van het proletariaat de voorwaarden scheppen voor een klasseloze beschaving en daarmee de vernietiging van haar eigen ellende. De meerderheid van de bevolking in Nederland maakt deel uit van het proletariaat, en in vergelijking met de verleden bewegingen van minderheden is de proletarische beweging de zelfstandige beweging van de ontzaglijke meerderheid in het belang van de ontzaglijke meerderheid.[59] Het proletariaat is onze kracht voor een betere wereld.

Het lompenproletariaat:

Om de kosten in het bedrijf zo laag mogelijk te behouden neemt de burgerij nooit meer werkers aan dan noodzakelijk is om zoveel mogelijk winst te kunnen generen, waardoor de hoeveelheid banen nooit overeen komt met de samenstelling van het proletariaat. De burgerij zal haar kapitaal zo min mogelijk spenderen in productie, maar er tegelijkertijd zoveel mogelijk winst uit proberen te halen.[60] Uit deze tegenstrijdige beweging van het kapitaal ontstaan er delen in het proletariaat die niet aan een baan kunnen komen en dienen als een soort ‘reserve leger aan arbeidskracht’. Criminaliteit is geen eigenschap inherent aan een bevolkingsgroep of aan de mens in het algemeen. Werkloosheid en verpaupering[61] is daarentegen een inherente eigenschap van de kapitalistische productiewijze en een gedeelte van het proletariaat zal daar permanent slachtoffer van zijn en steeds dieper naar de bodem toe zinken. Er ontstaat een lompenproletariaat, de onderste en meest kwetsbare laag van de maatschappij, die niet zonder meer werkloos zijn, maar permanent en voor langere tijd werkloos zijn en zichzelf daardoor via illegale (en soms gedoogde) manieren moeten voorzien in hun levensbehoeften. Ze zijn niet opgenomen in de maatschappelijke arbeidsverdeling en dienen als een parasitaire klasse. Onderdelen van deze klasse houden zich onder andere bezig met drugshandel, diverse vormen van diefstal, zoals het plegen van overvallen, het doen van plof- en ramkraken en allerlei vormen van ontvreemding. Dit zijn drugsdealers, prostitués, pooiers, afpersers, zakkenrollers, dieven, inbrekers, bedelaars enz. in één woord, die mensen die zijn verstoten naar een nachtmerrie waarin ze dagelijks moeten strijden voor overleving.

Daar waar adequate oplossingen ontbreken zal onderdrukking het overnemen. Het kapitalisme zal de criminaliteit en werkloosheid in de maatschappij nooit weten op te lossen; met een samenspel van factoren is dit economisch systeem daar zelf de grootste aanleiding voor. Als reactie op hun illegale activiteiten wordt de lompenproletariaat onderdrukt door de staat, waardoor ze een groot gedeelte van hun leven in de bajes moeten spenderen[62] en zo toch worden opgezogen in de maatschappelijke arbeidsverdeling. Het kapitaal onderdrukt haar eigen product en buit haar vervolgens verder uit. De gevangenissen in Nederland zijn fundamenteel gebaseerd op werk en exploitatie van de gevangenen, waarop het verdere regime en de specifieke functies van de bewaarders, artsen, psychologen en afdelingshoofden uit voort vloeien. Het is voornamelijk bedoeld om de gevangenen onder de duim te houden en te laten werken. Deze arbeid was voordien optioneel, maar sinds 2012 is deze verplicht gesteld door Fred Teeven (VVD).[63]

Al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er beslissingen genomen op het gebied van privatisatie van overheidstaken. Maar de discussie over de privatisering van het gevangeniswezen begint pas na de millenniumwisseling.[64] In de vorm van het Kenniscentrum PPS heeft de Ministerie van Financiën geprobeerd deze privatisering door te voeren. In 2003 bracht ze een rapport uit genaamd, De toepassing van Publiek Private Samenwerking op een Nederlandse gevangenis.[65] Het rapport probeert een beeld te schetsen “hoe een denkbeeldige, nieuwe gevangenis kan worden gerealiseerd en geëxploiteerd op basis van Publiek Private Samenwerking.[66] Dit was eerder een praktische handleiding naar het toepassen van PPS in de gevangenissen, dan een onderzoek: “Maar vooral: ga over van de fase van discussie en onderzoek naar de fase van voorbereiden en realiseren van een PPS gevangenis: al doende leert men meer dan door te studeren. De belangrijkste aanbeveling is derhalve: laat geen tijd verloren gaan met verdere studie, maar ga aan de slag met de bovenstaande aanbevelingen zodat op de kortst mogelijke termijn onomkeerbare stappen op weg naar de realisatie van een PPS gevangenis worden gezet”.[67] Het onderwerp was verder actueel geworden door het regeerakkoord van het kabinet-Rutte I, waarin het volgende te lezen is: “Het kabinet zal privatisering voorbereiden van voor het gevangeniswezen relevante taken met het oog op versobering en kosteneffectiviteit.[68]

Ook de gevangenissen zijn door de bezuinigingen na de economische crisis van 2008 geraakt, waardoor ze hun bibliotheken hebben moeten sluiten, maaltijden zijn verminderd en verder zijn er ongeveer 30 vooral kleine, maar ook grote gevangenissen in Nederland gesloten. Maar tegelijkertijd zijn er drie gevangenissen gebouwd op basis van PPS-constructies. Dit zijn: Detentiecentrum Rotterdam Airport (2010), Justitiëel Complex Schiphol (2012) en de gigantische Justitiëel Complex Zaanstad (2016) waar plaats is voor meer dan 1.000 gedetineerden. Als de burgerij deze constructies blijft doorvoeren waardoor het winstbejag de overhand zal nemen, zal de staat de gevangenissen actief moeten voorzien van werkslaven om zo winstgevend mogelijk te blijven. Terwijl de overheid beweert dat de criminaliteit zou dalen, zal ze nu dus juist baat hebben bij meer veroordeelden. Ze zal zelfs de wetten ervoor moeten aanpassen en verharden om zoveel mogelijk veroordeelde mensen door te sluizen naar het gevangenissysteem, of beter gezegd, de gevangenisindustrie. Hierdoor zal de onderdrukking vooral op het lompenproletariaat, en nationale minderheden toenemen de komende jaren.[69]

Verder bestaat er in élke bajes gedwongen winkelnering[70] waar de burgerij verder van profiteert. De gevangenen worden geforceerd om minstens 20/25 uur per week te werken voor een uurloon van €0,76, terwijl ze in dezelfde tijd meer waarde produceren dan ze ervoor terug krijgen.[71] Verzetten ze zich tegen het werk, dan staan daar maatregelen tegenover. Deze variëren tot het afnemen van bepaalde “privileges”, zoals het gebruik van de tv en de participatie aan de dagtraject, of een regelrechte verblijf naar de isolatie, dat tot 2 weken en zelfs langer kan duren. Het loon die de gevangenen ontvangen na hun werk spenderen ze weer in de winkel van de bajes. Alles wat er op de kooplijst van de winkel staat weergeven, mag niet van buiten de gevangenis naar binnen worden gebracht, zoals telefoonkaarten en sigaretten. Het geld moet gespendeerd worden aan de artikelen van de bajes, waardoor ze een monopolie hebben en de prijzen in de winkels makkelijk hoog kunnen houden. Vanwege de korte uren die bij wet zijn vastgesteld waarin de gevangenen per week mogen werken, maken de gevangenissen gebruik van ploegendiensten. Het uurloon verschilt voor een aantal centen per afdeling. De afdelingen bestaan bijvoorbeeld uit: hout, metaal, de werkplaats, de bakkerij en de wasserij en varieert van lassen, houtbewerking, snijden, timmeren enz. Op de “werkplaats” worden sponsjes en wasknijpers in elkaar gezet, pc’s gedemonteerd, retourgoederen van webshops opnieuw verpakt en andere elektronische apparaten in elkaar gezet. In de bakkerij wordt het brood gebakken, en de bedden en matrassen die ze produceren worden weer gebruikt voor de gevangenissen, waardoor de gevangenen op die manier fysiek bijdragen aan hun eigen onderwerping. Verder worden de gevangenen verplicht om “dubbel” te gaan, oftewel twee personen per cel.[72]

In het algemeen is het lompenproletariaat een extreem instabiele groep, vertonen gebreken om collectieve actie uit te voeren en worden hier en daar door de arbeidersbeweging geslingerd. In de meeste gevallen denken ze aan hun eigen kruiperige belangen, waardoor ze makkelijk omgekocht en gebruikt kunnen worden door de burgerij om te dienen als stakingsbrekers, provocateurs, informant of als spiermassa. Ze zijn makkelijk vatbaar voor anarchistische ideeën en om destructie te plegen. Maar tegelijkertijd hebben ze een geweldige afkeer aan het kapitalistisch systeem, vanwege hun economische ellende en de staatsonderdrukking. Hierdoor hebben ze de potentie om een progressieve rol te spelen, mits het onder de leiderschap is van het proletariaat. Als ze worden gewonnen voor proletarische ideeën en zichzelf omvormen, dan kunnen ze een sterke rol spelen in de arbeidersbeweging en de machtsverhoudingen doen kantelen. Het zijn enorm dappere strijders, maar jammer genoeg geneigd destructief te zijn.[73] Deze dubbele tendens drukt ze uit in haar cultuur van hechte broederschap met onderlinge verraad.

Verder kunnen we het lompenproletariaat onderscheiden in een andere specifieke laag. Naarmate delen van het lompenproletariaat zich door middel van criminele (en ook legale) activiteiten kunnen verrijken en oprichten tot leden van de burgerij, noemen we ze illegale kapitalisten; dit is de georganiseerde misdaad die miljoenen aan winst maken door middel van drugshandel, afpersing,  witwassen, en hebben een brede arsenaal aan wapens.[74] Hieronder valt in het algemeen de zware Nederlandse geörganiseerde misdaad, de Hell’s Angels, No Surrender, Satudarah, Trailer Trash, de Bandidos enz. De Italiaanse maffia zoals de Ndrangheta uit Calabrië en de Camorra uit Napels enz. Dit is daarentegen een uiterst reactionaire groep.

Bijzondere sociale klassen en groepen:

Deze groepen staan niet los van de sociale klassen in het imperialisme, maar we schenken er extra aandacht aan vanwege hun bijzondere omstandigheden en de specifieke vormen van onderdrukking die ze ondergaan. Daarnaast is het belangrijk om het klassenverschil van deze groepen in het oog te houden, aangezien deze vormen van onderdrukking (zoals racisme) zich verspreiden over de sociale klassen, maar zich in een specifieke vorm doen gelden. De effecten van racisme bijvoorbeeld zal niet hetzelfde zijn voor iemand uit de kleinburgerij of uit de arbeidersaristocratie in vergelijking met iemand uit het lompenproletariaat, ongeacht dat ze er alle drie mee te maken kunnen krijgen.

Ongedocumenteerde vluchtelingen in asielzoekerscentra. Dit is een belangrijke sociale groep die economisch en nationaal onderdrukt worden en waar meer onderzoek voor nodig is. De CBS heeft een studie uitgebracht waarin wordt aangetoond dat vluchtelinghuishoudens vaker onder de armoedegrens leven. De huishoudens met de laagste inkomens zijn meestal mensen uit de eerste generatie, omdat ze nog veel moeite ondervinden op de arbeidsmarkt waardoor ze leven op een bijstandsuitkering. Syrische, Eritrese en Somalische vluchtelingen vallen daarom onder de hoogste percentage.[75] Dit onderzoek betreft vluchtelingengroepen in het algemeen en geen groepen die zich in een azc bevinden. Daarnaast wordt het asielbeleid in Nederland steeds strenger waardoor vluchtelingen die nog in azc’s verkeren te maken krijgen met landuitzettingen in gebieden waar het enorm onveilig is, zoals in Syrië of Afghanistan. De groep die de afgelopen periode het meest te maken heeft gehad met deze geforceerde uitzettingen zijn Afghaans. We zijn tegen deze geforceerde uitzettingen en verwelkomen vluchtelingen in Nederland.

Nationale minderheden. Dit zijn belangrijke sociale groepen die nationaal onderdrukt worden en waar meer onderzoek voor nodig is. De totale bevolking van Nederland telt ongeveer 17.181.084, waarvan er 13.209.225 met een Nederlandse achtergrond en 3.971.859 met een niet-Nederlandse achtergrond bestaat.[76] Dit zijn algemene cijfers en deze nationale minderheden behoren niet enkel tot één bepaalde sociale klasse. Ze zijn daarentegen verspreid over het lompenproletariaat, het proletariaat, de kleinburgerij, de arbeidersaristocratie, en kleine delen zelfs tot de burgerij. We zijn tegen nationale onderdrukking in de vorm van politiegeweld, in het rechterlijk systeem, islamofobie enz. maar in deze strijd baseren we onszelf op proletarische principes van samenwerking in plaats van afscheiding. Het imperialisme produceert deze nationale onderdrukking, waardoor we onszelf op proletarische principes baseren om ertegen te strijden. Voor de politieke principes om effectief tegen nationale onderdrukking en racisme te strijden, zie mijn Hoe racisme en nationale onderdrukking tegen te gaan van juli-augustus 2018.

Vrouwen.  Dit is een belangrijke sociale groep die onderdrukt worden door het patriarchaat in het kapitalisme en waar meer onderzoek voor nodig is. Hoewel deze onderdrukking de sociale klassen doorkruist, zij het niet in dezelfde mate. De vrouwen uit de burgerij, de arbeidersaristrocratie of welvarende delen van de kleinburgerij worden niet op dezelfde mate belast met huishoudelijke taken, zoals koken, schoonmaken, de was, en het opvoeden van kinderen zoals de vrouwen uit de lagere sociale klassen. De hogere klassen hebben het financiële vermogen om werkende vrouwen, voornamelijk vrouwelijke arbeidsmigranten en vluchtelingen uit het proletariaat in te huren voor dit huishoudelijk gezwoeg. Het juk van het patriarchaat weegt het zwaarst onder de vrouwen uit de lagere delen van de kleinburgerij, het proletariaat en de lompenproletariaat. Het vraagstuk van vrouwenonderdrukking is onverbrekelijk verbonden aan het vraagstuk van privé eigendom in de middelen van productie, en daarom baseren we onszelf in de strijd tegen vrouwenonderdrukking op proletarische principes.

De LGBTQIA+ gemeenschap. Dit is een belangrijke sociale groep die onderdrukt worden door het patriarchaat in het kapitalisme en waar meer onderzoek voor nodig is.

Kinderen (en weeskinderen). Dit vind ik persoonlijk een belangrijke sociale groep waar ik meer aandacht aan wil besteden vanwege patriarchale en onderdrukkende opvoeding die ze ondergaan.

Samenvatting:

Als we de sociale klassen uitdrukken in een piramide dan krijgen we de volgende samenstelling: een kleine minderheid van de burgerij met een nog kleinere minderheid van het financierskapitaal aan de top; daaronder een kleine laag van arbeidersaristrocraten; daarna een vele malen grotere laag van de kleinburgerij en haar verschillende bestanddelen; dan de meerderheid van mensen behorend tot het proletariaat; en ten slotte een dunnere laag daaronder van de verworpen lompenproletariaat.

De samenstelling van deze klassen zijn trouwens niet recht evenredig, omdat de voornaamste drijfveer van de kapitalistische productiewijze de afpersing van de bevolking is waardoor de kloof tussen arm en rijk onvermijdelijk groter wordt als deze niet wordt tegengehouden. Steeds meer en meer zal het welvaart in handen van een steeds kleiner wordende groep worden geconcentreerd, waardoor de maatschappij zich splitst in twee grote vijandelijke kampen, in twee grote lijnrecht tegenover elkaar staande klassen: bourgeoisie en proletariaat.

We proberen dus voornamelijk het proletariaat te organiseren, en in zoverre mogelijk wordt onder haar leiderschap en principes de progressieve lagen van de kleinburgerij en de onderdrukte elementen van de lompenproletariaat onder haar hoede gebracht. Met een alliantie tussen deze drie klassen, waarbij het proletariaat voorop staat, richten ze zich tegen hun principiële vijand: het financierskapitaal, de rest van de burgerij en de arbeidersaristrocratie die aan haar zijde staan.

Door de politieke macht te veroveren zal het proletariaat onder deze democratische alliantie haar wil opleggen, en dus haar dictatuur vestigen tegen de oude heersende klasse, al het kapitaal uit handen van de burgerij nemen en daarmee het privé karakter van de productiemiddelen afschaffen. Het meerwaarde van het werk die het proletariaat schept komt in haar eigen handen, en met de democratische en geplande controle over de productiemiddelen kan het proletariaat het socialisme in leven roepen, en daarmee al het irrationaliteit, al het economische ongelijkheid, al het leed en ellende die voortvloeien uit het kapitalistische systeem, opheffen. Winst zal niet langer het commando voeren over productie, maar de behoeften, de genoegen en het creativiteit van de mensen zelf.

En wanneer na verloop van tijd de mensheid de ketenen van exploitatie en vervreemding compleet heeft verbroken zullen alle sociale klassen zijn opgeheven en kan het individu zichzelf vrij ontwikkelen om een niveau te bereiken van totale bewustzijn als een sociaal wezen dat gelijk staat aan de volledige realisatie van zijn of haar menselijke natuur. Met dit niveau van zelfrealisatie zullen we onze ontwikkeling tot menselijkheid voltooien, en hiermee alle degradaties op het menselijke geest en lichaam, al het troep van de menselijke geschiedenis voor eens en altijd wegvagen, waarnaar de geschiedenis van de mensheid werkelijk zal beginnen: het communisme.

Zonder revolutionaire theorie is er geen revolutionaire praktijk. Om het kapitalisme werkelijk omver te werpen voor een commune van vrije mensen is het noodzakelijk dat het proletariaat haar meest gevorderde uitdrukking vindt – haar voorhoedepartij. Door middel van deze partij kan het proletariaat hun spontane en halve strijd oprichten naar dat van een bewuste en militante strijd die haar complete klassenbelang vertegenwoordigd en hooghoudt. De partij is slechts een instrument van het proletariaat bedoeld voor de klassenstrijd, en om de werkende klasse te verenigen onder een gedeelde politieke program die fundamenteel is gebaseerd om de arbeidersklasse op te richten tot de heersende klasse.

            Werkers, onderdrukte volkeren en groepen van alle landen, verenigt u!

                        We hebben niks te verliezen behalve onze ketenen!

                                    We hebben een wereld te winnen!

[1]     Deze definitie is erg beknopt en werd gehanteerd door Vladimir I. Lenin in zijn ‘A Great Beginning: Heroism of the Workers in the Rear: ‘Communist Subbotniks’ in: ‘Collected Works’, Volume 29; Moscow; 1965; p. 421.

[2]     Zoals Kolencentrales, stoom-en gascentrales, stoomturbines, gasturbines, hoogovens, hijskranen, graafmachines, walsen, schrankladers, machines voor waterwerk, machines voor hout- en metaalbewerking, machines voor voedselwaren, persmachines, recycling machines, gebouwen, grondstoffen, land, gewassen, tractoren, koeien, appelbomen enz.

[3]     Deze vond volgens de meeste historici plaats tussen 1568 en 1648. Het was in feite een burgerlijke revolutie waarbij de burgerij haar rijkdommen op compleet verschillende wijze verkreeg dan de feodale heren, waardoor ze de maatschappij ook op radicaal verschillende wijzen wilden inrichten. De feodale heren kregen hun rijkdom doordat de lijfeigene waren gebonden aan de grond en daarom voor hun werkten. De burgerij daarentegen had er belang bij dat de lijfeigenen “vrij” waren, zodat ze zich aan hen konden verkopen om te werken. Deze conflicterende belangen ontstonden dus uit twee compleet verschillende maatschappijvormen, gebaseerd op twee verschillende manieren om de productie van rijkdom te organiseren, en uitte zich in de ideologische, politieke en militaire arena. De Reformatie, de Renaissance, de Verlichting en Al-Nahda bijvoorbeeld kwamen allen voort uit de opkomst van de burgerij.

[4]     Deze grondwetsherziening was al in 1844 in voorbereiding, maar werd door de sterke invloed van de revoluties in de rest van Europa in 1848 in werking gezet. Het vond weerstand door de toenmalige koning, want het betrof een machtsverschuiving van de koning naar de ministers en veranderde het staatsbestel in het voordeel van de burgerij. 

[5]     Er zijn ook voorbeelden van kapitalistische verenigingen bedoeld ter bevordering van de industrie, zoals de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid, de Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en Handwerksnijverheid in Nederland, de tegenwoordige Vereniging Nederlandse Metallurgische Industrie (VNMI), de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en  Vereniging Werkgevers Openbaar Vervoer (VWOV).

[6]     W. van der Hoeven, De Nederlandsche Sigarenmakers en Tabakbewerkersbond opgericht op 26 december 1887. Zijn geschiedenis, werken en streven, Amsterdam 1937, p. 18

[7]     Jan Wacht, Heet voor de vuren. “Een halve eeuw ontvoogdingsstrijd der Rotterdamse metaalbewerkers”, Rotterdam 1954, p. 74. Zie ook: Hans Binneveld, “De Rotterdamse metaalstaking van 1965”, Amsterdam 1977, p. 45.

[8]     De Ongevallenwet werd in 1901 ingevoerd. Het was de eerste sociale-verzekeringswet in NL voor arbeiders. Eerst gold de Ongevallenwet alleen voor de gevaarlijke industriële bedrijven. Wanneer een verzekerde door een bedrijfsongeval overleed kreeg zijn weduwe een rente van 30% van het loon van haar overleden man. Onder bepaalde omstandigheden hadden ook de wezen recht op een uitkering.

[9]     Bellum omnium contra omnes: “oorlog van allen tegen allen” is een uitspraak van Thomas Hobbes in zijn De Cive (Over de burger).

[10]    De geschiedenis van de grootste bedrijven in NL is een van overnames en fusies, zoals dat van Shell, Unilever, Philips, Akzonobel, Vopak, SBM en TenCate, dat het accumulatie van het kapitaal weerspiegelt. 37% van de aandelen van het monopolistische bedrijf Koninklijk DSM zijn verspreid over 7 banken en verzekeringsmaatschappijen, zoals ING en Blackrock. En omgekeerd heeft bijvoorbeeld de ABN AMRO behalve leningen en dergelijke, ook investeringen in fabrieken in NL en over de wereld: industriële bedrijven zoals Bollegraaf, Dutch Power Company, Dreumex, eVision, Jekill & Hyde, TenCate enz.

[11]    V.I. Lenin, ‘Het imperialisme, als hoogste stadium van het kapitalisme’, (januari-juni 1916 ). Progres Moskou, 1966.

[12]    Alleen het monopolistische bedrijf Philips beschikt al over 54.000 patent rechten. Patenten worden gebruikt door gevestigde industrieën om de concurrentie aan te pakken. In sommige gevallen bezit het bedrijf een patent op een bepaalde technologie en houdt deze zelfs achterwege wat belemmerd is voor de gehele technologische ontwikkeling.

[13]    Laten we eens kijken naar de overmatige extractie van palmolie in “het eiland van goud” in de Gordel van Smaragd. Sumatra is het grootste eiland van Indonesië die een rijke vegetatie en vele diersoorten beschikt. Dit eiland heeft een tropische regenwoud die het Leuser  Ecosysteem wordt genoemd. Het is één van ‘s werelds rijkste ecosystemen en haar vegetatie is een cruciaal onderdeel voor het zuurstofgehalte van de planeet. Haar schone rivieren bieden drinkwater aan miljoenen mensen en de groei van de oliepalm in dit gebied heeft vele bedrijven aangetrokken. Hieruit wordt palmolie ontrokken dat gebruikt wordt in tal van producten, zoals chips, waspoeder, ijsjes, cosmetica, koekjes, olie enz. De monopolistische bedrijven Pepsico, Unilever en Nestlé hebben via een ingewikkelde productieketen enorme hoeveelheden palmolie uit het gebied ontrokken en daarmee een enorme hoeveelheid vegetatie vernietigd. Deze ontbossing gebeurt in samenwerking met de inheemse bedrijven PT  Agra Bumi Niaga en PT Ensem Sawita (PT staat in Indonesië voor N.V). Het eerste bedrijf is verantwoordelijk voor het ontbossen, en de tweede voor het verkoop. Deze ontbossing bedreigt het bestaan van de olifanten, orang-oetans, neushoorns en tijgers die in dezelfde unieke ecosysteem leven. Daarnaast waren bedrijven als Mars, McDonald’s (ondanks dat ze het ontkennen), Procter & Gamble, Kellog’s, en nog meer betrokken met deze compradors. Maar behalve de negatieve effecten voor de natuur en de kritiek van onze bezorgde dierenliefhebbers, heeft deze winstbejag voor palmolie meerdere problemen veroorzaakt. De ontbossing gebeurt door het in brand steken van het regenwoud dat rijk is aan koolstof, en deze gigantisch wilde branden hebben voor minstens 100.000 doden gezorgd in een jaar tijd, 91.600 doden in Indonesië, en 6.500 in Maleisië en 2.200 in Singapore. Wat de werkelijke effecten hiervan zijn op de familieleden van de slachtoffers kunnen we niet met cijfers uitdrukken en zullen we maar moeten inbeelden. Maar zelfs deze cijfers zijn nog erg beperkt op de werkelijke situatie, want ze beslaan alleen de volwassenen die zijn overleden door de fijnestof PM 2.5 in de lucht en verwaarloost daarbij kinderen en andere chemicaliën. In werkelijkheid hebben baby’s en kinderen de grootste risico op sterfte. Daarnaast vindt er in deze industrie kinderarbeid, mensenhandel en landroof plaats van de inheemse bevolkingsgroepen. Deze praktijken gaan door tot de dag van vandaag. Hier wordt de Javaan nog steeds mishandelt. The Guardian, 16 september 2016. Edie, 24 Juli 2017. Rainforest Action Network, 12 augustus 2017. “Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlyke femelary!”, zou Multatuli het financierskapitaal hebben toegeroepen, want hoe kan het dat daarginds “uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in UWEN naam?” De klachten van Multatuli in 1860 over de koloniale praktijken van het “roofstaat aan de zee, tusschen Oostfriesland en de Schelde” zijn bijna twee eeuwen later nog even relevant. 

[14]    Laten we ons eens even verplaatsen naar de andere kant van de wereld. De Nigerdelta in Nigeria is een van de grootste rivierdelta’s ter wereld en een van de dichtstbevolkte regio’s van Afrika, waar onder andere de Ogini bevolking leeft. Nadat Shell in 1956 ruwe olie had ontdekt begon de olie-industrie er commercieel te produceren. Als gevolg van kapotte pijpleidingen ontstonden er olielekkages met een verwoestend effect op de omgeving, zoals op voedselvoorzieningen, huisvesting, werk, schoon drinkwater en gezondheid. De inwoners kwamen in de jaren 1990 terecht in protest (MOSOP) onder leiding van de schrijver en activist Ken Saro-Wiwa. In plaats van gehoor te geven aan deze problemen vroeg Shell aan een paramilitaire politie-eenheid om “bescherming” tegen deze vreedzame protesten in het dorp Umuechem. De twee dagen daarop vielen agenten het dorp aan en doodden daarbij ten minste tachtig mensen en brandden 595 huizen plat. En vijf jaar later, op 10 november 1995 werd Ken Saro-Wiwa en mede activisten van het Ogini-volk geëxecuteerd. Dezelfde “Koninklijke” Shell speelde een rol bij een serie moorden, executies, verkrachtingen, martelingen en verbrandingen van dorpen gepleegd door de Nigeriaanse militaire regering in Ogoniland. Zo zien we dat het kapitaal bereid is om meerdere tragedies te schrijven zo lang ze haar dorst voor winst kan blijven “beschermen”. Onder haar heerschappij blijft het vraagstuk van de welzijn van mens en planeet altijd ondergeschikt aan het vraagstuk voor winst. Amnesty rapport, 27 november 2017. De voormalige COO van Unilever, Harish Manwani, vertelde in een interview in 2011 dat niet alleen Azië, maar ook Afrika een grote groeimarkt is voor Unilever. Het concern zelf groeide daar harder dan het hele continent tezamen. Het gaat hun om het ”bouwen en ontwikkelen” van een markt. ”Wij willen meer gebruikers en meer gebruik.” Unilever haalt nu bijna 55% van de omzet uit deze opkomende markten en wil dat ”in het komende decennium” optrekken naar 75%. De “marktsituatie”, oftewel de exploitatie van de belangrijkste delen in Afrika, landen als Kenia, Ghana en Nigeria noemt hij ”uitmuntend”. NU, “Afrika is grote groeimarkt voor Unilever” 15 september 2011. De heerschappij van het kapitaal laat met zich een wereld achter bestaande uit armoede, honger, vervuiling, leed en vroegtijdige doden. Deze toestand wordt het best beantwoord door Achilles aan zijn oude strijdmakker Odysseus. In de Odyssee van Homerus vertelt de geest van Achilles nadat hij is afgedaald in de Hades het volgende:

 

      Tracht mij de dood toch niet goed te praten, doorluchte Odysseus !

                   ‘k Zou nog liever een ander als boerenarbeider dienen,

         Iemand, die zelf geen akkers bezit, die maar amper kan leven,

          Dan over al de lijken der Doden regeren.

      boek XI regel 488 (Vertaling van Dr Aegidius W. Timmerman; UItgeverij Manteau Brussel, 1977)

 

      En zo is de heerschappij van het kapitaal net als de Schimmenrijk van Hades, waarbij de doden regeren over de levenden. Hades is trouwens de god van de Schimmenrijk of onderwereld en is tevens ook de god van de rijkdom en de kostbare metalen. Het is niet vreemd dat de abstracte wereld van de warenwaarde werd toegeschreven aan de even abstracte Schimmenrijk van Hades. Alleen door een obool (een munteenheid in het Oude Griekenland) te plaatsen op de tong van een overledene als tol voor Charon kon men de overvaart maken naar Hades.

[15]    De voorlopers van de SER (poldermodel) waren de regionale Kamers van Arbeid van 1897, opgevolgd door de Koninklijke Nationaal Steun Comité van 1914, en vervolgens de Hoge Raad van Arbeid van 1920. En daarnaast was het Akkoord van Wassenaar, afgesloten op 24 november 1982, een belangrijk onderdeel van deze ontwikkeling. Dit akkoord betrof het accepteren van loonmatiging in ruil voor arbeidstijdverkorting (wat in principe op hetzelfde neerkomt). 

[16]    Ton Heerts, de voormalige voorzitter van de FNV, ontving in 2012 een salaris van iets meer dan €100.000, inclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, levensloopregeling en onkostenvergoeding. De voorzitter kreeg ook een auto met chauffeur ter beschikking. Hetzelfde geldt voor de huidige voorzitter Han Busker van de FNV. Deze man begon zijn carrière in de Koninklijke marechaussee (net als onze vriend Ton Heerts) en stapte in 1986 over naar de politie, eerst in de gemeente Amsterdam en vervolgens op Schiphol. In 1997 ging hij aan de slag als individuele belangenbehartiger bij MARVER, vakbond de Marechausseevereniging. De voorzitters van de grote FNV-bonden Abvakabo en Bondgenoten ontvangen ruim €90.000. Ook het CNV (340.000 leden) betaalt zijn voorzitter, Jaap Smit, ongeveer een ton per jaar. In die buurt komen ook de voormannen van de kleinere vakcentrale MHP (120.000 leden). Duovoorzitter Bob van der Wal, tegelijkertijd personeelsmanager bij de KLM, wordt door zijn werkgever “beschikbaar gesteld” voor het vakbondswerk en heeft ook een auto van zijn “oude” werkgever ontvangen. Daarnaast zijn de reacties van sommige FNV-leden (werkers) ook bijzonder interessant om in het achterhoofd te houden. Ze vinden de inkomsten van deze opportunisten zelfs te weinig, omdat ze hun spontaan associëren met de “directie” van het bedrijf waarin ze werkzaam zijn of met de “bankensector” in plaats van met zichzelf als werker zijnde. De meest gepaste reactie over hun inkomsten is die van Niek Stam, werkzaam bij FNV Havens: “Veel hè, voor iemand die een beetje in de polder loopt te lummelen”. De volkskrant, “Achterban FNV vindt ton salaris voor nieuwe voorzitter niet te veel”, 15 mei 2013.

[17]    Zelfs de Socialistische Partij had in 1983 een brochure laten verschijnen onder de titel “Gastarbeid en kapitaal” waarbij arbeidsmigranten werden gedehumaniseerd. Ze werden weggezet als“mohammedanen”, “nomaden en woestijnrovers”, afgebrand als onbeschaafd (eetgewoontes, hygiëne), slaafs (naar de werkgevers toe), en de islam was een “middeleeuwse achterlijkheid”, met “een gedragspatroon, dat de originele achterlijkheid halsstarrig in stand houdt” en “een Fremdkörper in onze samenleving”.  De brochure werd toentertijd door andere “linkse” partijen terecht bekritiseerd als racistisch en zelfs op één lijn gesteld met de toentertijd extreem-rechtse Centrumpartij van Hans Janmaat. Tijdens een anti-racistische en anti-fascistische manifestatie waren in 1983 op het Grotekerkplein, de SP en het 5-mei comité zelfs bijna op de vuist gegaan waarop de politie moest optreden. Theun de Vries ging in het SP-orgaan de Tribune verder met hun hetze tegen arbeidsmigranten. Maar vanwege alle negatieve reacties werd het onderwerp en brochure na 1985 ongeveer voor tien jaar verzwegen, tot eind 1992 de toenmalige partijsecretaris Tiny Kox in een gesprek met ‘Lekker Fris’ de arbeidsmigranten “treinladingen met profiteurs” noemde die tegengehouden moesten worden. Verder zei Jan Marijnissen, de verleden partijleider van de SP, in 1995 in het blad Vrij Nederland, het volgende, “Om eerlijk te zijn: ik ben er trots op dat wij ver voor Bolkestein (VVD), maar dan ook heel erg ver voor Bolkestein, dit onderwerp (arbeidsmigratie) op de agenda hebben gezet. We zijn geweken, terwijl we hadden moeten doorzetten.”  En op 25 november 2007 zei hij op Nederland 2: “Marokkanen sluiten zich gewoon nergens bij aan. Ze profiteren alleen maar”. Emile Roemer van de SP zei in zijn allereerste persconferentie van 5 maart 2010 in navolging van Marijnissen het volgende: “Wilders is iemand die de wind mee heeft omdat hij een aantal problemen die onder mensen leven goed weet te verwoorden. Daar moeten wij open voor staan. Daar moeten wij heel voorzichtig mee omgaan. Die zijn problemen die de SP ook al lang – en eigenlijk vér voor Geert Wilders – benoemd heeft.” Natuurlijk kon de dochter van Jan Marijnissen en de tegenwoordige partijleider van de “Socialistische Partij” haar nostalgie uit haar kinderjaren voor het nationalisme niet uit de weg gaan en zei dat er programmatische overeenkomsten zijn tussen de racistische kapitalist Donald Trump en de SP. Ze noemde de Amerikaanse president zelfs “verfrissend”. Dit vertelde ze in 2017 op WNL Opiniemakers op Radio 1. Tegenwoordig is de racistische hetze van de SP voornamelijk gericht op Poolse arbeidsmigranten, zoals te lezen is in hun ‘Help, daar komen de Polen!’. De voormalige partijvoorzitter van de Partij van de “Arbeid”, Hans Spekman trok Marokkanen zelfs helemaal gelijk aan criminelen in een interview in 2008 in Vrij Nederland. Hij zei het volgende: “En van celstraf krijgen ze alleen maar meer status in hun groep. Je moet ze zien te raken dat ze hun status juist verliezen. De Marokkanen die niet willen deugen, moet je vernederen, voor de ogen van hun eigen mensen.” En in navolging van hem is zijn goeie vriend, de voormalige fractievoorzitter van dezelfde PvdA, Diederik Samson, ook helemaal moe van dat “straattuig”. In een interview in 2011 zei hij in het NRC Handelsblad dat vooral Marokkanen straatoverlast veroorzaken. “Deze jongens hebben een etnisch monopolie op dit soort overlast gekregen”. Er werd een strafzaak geopend om de uitspraken van beide heren te vervolgen, waarop het OM niet overging tot vervolging en er een tegengeluid kwam vanuit een vreemd hoek om deze uitspraken toch als racistisch te herkennen. Een groep PVV’ers (!) startten een zogenoemde artikel 12 procedure om het OM te dwingen alsnog tot vervolging over te gaan. Volgens de PVV’ers hebben de twee zich schuldig gemaakt aan groepsbelediging en het aanzetten tot discriminatie. En hoe verbazingwekkend het ook is, zijn wij het tenminste op dit punt eens met deze PVV’ers. Verder bepleitte de voormalige PvdA minister Guusje ter Horst in 2008 in de Tweede Kamer dat de politie de “etnische achtergrond” van jongeren met een Nederlands paspoort toch moeten registreren, oftewel dat ze pas wettelijk worden herkend als Marokkaan als ze crimineel zijn. De fractievoorzitter van haar eigen partij vond het voorstel te ver gaan en zei, ‘We gaan niet vastleggen of ze homo zijn of van Marokkaanse afkomst’. Blijkbaar begrepen deze “linkse” opportunisten niet dat diezelfde Marokkanen als gastarbeiders naar NL waren gebracht om voor een lage salaris zwaar werk te verrichten en in enorm slechte omstandigheden, en dus een gedeelde belang hadden met de rest van de werkende klasse. Er bestaan momenteel een tweede en derde generatie van Marokkanen die zichzelf hebben opgewerkt tot hoge functies als wetenschapper, advocaat enz. en daarnaast behoort nog steeds een verstoten deel van deze groep tot diezelfde klassen die deze opportunisten zogenaamd beweren te vertegenwoordigen, het proletariaat. Maar hun nationalistische bekrompenheid belemmert hun om het progressieve in deze bevolkingsgroep te willen zien.

[18]    De buschauffeurs die in Utrecht in 2018 voor 9 dagen staakten maakten ophef over het feit dat de FNV-onderhandelaar Paula Verhoef in het geheim een cao-akkoord met de werkgevers had afgesloten. Hierbij ondermijnde ze de oorspronkelijke eisen, terwijl de kaderleden een nieuwe dag staken aan het voorbereiden waren. De kaderladen stelden een brief op naar hoofdbestuurder Zakaria Boufangacha, coördinator arbeidsvoorwaarden in het FNV-bestuur, die zich ook niks aantrok van de eigen reglementen. “Een schandalig vertoon van onbekwaamheid, arrogantie en respectloos gedrag naar de leden”, schrijven de werkers terecht in de brief aan het bestuur. Ze eisen dat Boufangacha met onmiddellijke ingang uit zijn functie wordt ontheven. NOS, 14 juli 2018. Zie daarnaast Peter de Waard, “Waarom betalen niet-leden ook vakbondscontributie?” De volkskrant, 11 juli 2018.

[19]    “Aandeelhouderschap is heel goed voor de betrokkenheid van werknemers bij hun bedrijf. Het draagt bij aan goede arbeidsverhoudingen, en als het goed gaat kunnen werknemers vermogen opbouwen.” Dat zei Ton Heerts toen hij het eerste exemplaar kreeg aangeboden van het boek ‘Iedereen aandeelhouder.’ Het boek is uitgegeven door advies- en kenniscentrum SNPI. “Ze kunnen ook meer zeggenschap uitoefenen, bijvoorbeeld bij overnames, en over meer echte banen in hun bedrijf.” Deze lachwekkende ideeën van de FNV konden natuurlijk alleen maar worden overtroffen door hunzelf toen het bestuur van FNV Bondgenoten in 2006 van plan waren om aandelen te kopen van het bedrijf Stork toen de aandeelhouders het bedrijf wilden opsplitsen. De FNV was dit van plan om “het werknemersbelang te verdedigen en tegenwicht te bieden aan durfkapitalisten.” In plaats van de economische verhoudingen te vernietigen die aanleiding geven aan dit soort problemen, besloot de FNV zelf de rol van aandeelhouder te spelen en dacht daarmee iets te kunnen bereiken. BNDestem, “FNV koopt Stork-aandeel voor werknemersbelangen”, 22 september 2006. Harrie Lindelauff, “Aandeel in eigen bedrijf goed voor betrokkenheid”, 18 maart 2016.

[20]    Het aantal vakbondsleden zijn vanaf 1910 tot 1980 gestegen van 185.000 leden tot 1,79 miljoen leden. Na 1980 heeft er een schommeling plaatsgevonden, vanwege het Akkoord van Wassenaar. Maar dankzij hun “innovatieve”, oftewel corrupte aanpak, is het ledenaantal na 1999 alleen maar gedaald. Alleen al tussen de periode van 2011 en 2017 zijn ze 173.000 leden kwijtgeraakt. Dit in dezelfde periode van de economische crisis en de Occupy Movement van 2011. Ongeacht de algemene daling, zijn er wel steeds meer vrouwen en 65-plussers bijgekomen. Daarnaast had de FNV de afgelopen jaren te maken met een budgettekort van €3,8 miljoen vanwege het uitstroom van leden. Daarom zijn ze moeten bezuinigen en hebben er grote interne fusies plaatsgevonden, waardoor er een wat goedkopere organisatie is gekomen. Verder is veel overbodige kantoorruimte afgestoten, wat tot een flinke kostenbesparing leidde. Desondanks is het tekort alleen maar verder opgelopen, vanwege de hogere uitstroom van leden. Bron: CBS, “Historie leden vakverenigingen” statline. 26 oktober, 2017. Peet Vogels, Algemeen Dagblad, 9 juli 2018.

[21]    Op 28 augustus 1996 verscheen er een artikel in de Volkskrant met het kopje: “De gemiddelde werkgever is een fan van de vakbeweging.” Dit bericht zette de economische verhoudingen volledig op zijn kop. Zo staat er bijvoorbeeld dat als de FNV vandaag omvalt, de werkgevers haar morgen weer op de been helpen. Verschillende werkgevers vermelden dat de doorsnee-werkgever een oprechte fan is van de vakbeweging. En dat vakbondsbestuurders gematigd, verstandig, bereid tot luisteren en intelligent zijn. Daarmee bedoelen ze dat de vakbonden pas verstandig en intelligent zijn als ze keurig luisteren naar de werkgevers om gematigde looneisen te stellen. Zo zeggen de werkgevers zelf, “We gebruiken elkaar over en weer.” […] “En vergeet niet: wij hebben die partner nodig. Met een sterke vakbeweging kun je goede afspraken maken.” […] “Dat is zo. We gebruiken de bond natuurlijk ook. Maar dat gebeurt over en weer. Als het vakbondsmuseum in geldnood zit, dan helpen wij de bond weer”, zegt Van den Boogaard van machinefabriek Stork N.V. Kortom, als de FNV vandaag omvalt, helpt Stork haar natuurlijke tegenpool morgen weer overeind. ‘In zekere zin, ja’, zegt Van den Boogaard. “Als de FNV in de problemen komt, zullen we zeker bekijken waar en hoe we de helpende hand kunnen toesteken.” Ook Bosselaar, lid van de raad van bestuur van Europe Combined Terminals (ECT), oordeelt bijzonder mild over de FNV-bond waarmee hij zaken moet doen. “Hoe hoog de golven in de jaren zeventig en tachtig ook gingen, de Nederlandse vakbeweging is natuurlijk niet écht militant.” Essentieel voor Bosselaar is dat de FNV zich nooit tegen technologische vernieuwing heeft gekeerd. “We hebben sommige dingen wel 27 keer opnieuw moeten uitleggen, vooral omdat er zoveel werkgelegenheid verloren is gegaan. Maar men was bereid te luisteren en mee te werken.”

[22]    Trouw, “Dijsselbloem: Ook zonder VVD zou ik bezuinigen”, Jelle Brandsma, 20 augustus 2013.

[23]    Denk bijvoorbeeld aan een kleine aannemersbedrijf, hovenier, glazenwassers (niet alle), taxichauffeurs (niet alle), restauranteigenaars, eetcafés, theehuis, shisha lounge, snackbar, pizzeria, kledingwinkeltjes, kroeg, café, salon, garage enz.

[24]    Franz Kafka’s vader bezat een kledingwinkel en gebruikte zijn kinderen in hun jongere jaren als zijn arbeidskracht. In ‘een brief aan zijn vader’ schreef Kafka het volgende over hem: “De onmogelijkheid rustig met elkaar om te gaan, had nog een ander, eigenlijk heel natuurlijk gevolg: ik verleerde het spreken. Ik zou ook anders geen groot redenaar zijn geweest, maar de gewone vloeiende menselijke spraak zou ik toch beheerst hebben. Maar u hebt mij al vroeg het zwijgen opgelegd, uw dreigement: ‘Geen woord van tegenspraak!’ en de daarbij opgeheven hand vergezellen mij sinds die tijd.” Franz Kafka, ‘Brief an den Vater’, p. 15. Uitgeverij Em. Quirido’s N.V. 1969.

[25]    “The independent peasant or handicraftsman is cut up into two persons. As owner of the means of production he is capitalist; as labourer he is his own wage-labourer. As capitalist he therefore pays himself his wages and draws his profit on his capital; that is to say, he exploits himself as wage-labourer, and pays himself, in the surplus-value, the tribute that labour owes to capital.” Karl Marx: ‘Theories of Surplus Value’, Part 1, p. 395 “Weliswaar kan hij zelf, evenals zijn arbeiders, direct in het productieproces de handen uit de mouwen steken, maar dan is hij ook slechts iemand tussen een kapitalist en een arbeider in, een ‘kleine meester’.” Karl Marx, “Het kapitaal”, p.288.

[26]    Net als de bekende Eduard Douwes Dekker (1820-1887), beter bekend als Multatuli die het boek Max Havelaar (1860) had geschreven. Na zijn ontslag van zijn hoge functie als assistent-resident in Nederlands-Indië vanwege zijn kritiek op het koloniale stelsel verkeerde hij in armoede. Hij begon met het schrijven van zijn boek om het publiek bewust te maken van de wreedheden die Nederland verrichte in Indonesië, maar hoopte gelijktijdig toch op eerherstel en een nieuwe ambtelijke functie in de kolonie. Vanwege zijn kleinburgerlijke belang kwam hij in zijn conclusie niet tot de complete onafhankelijkheid van Indonesië, maar tot het voeren van een minder wreed beleid in de kolonie.

[27]    Tijdens de eerste fase van de economische crisis daalde het percentage van kleine ondernemers in NL. Daarna daalde deze percentage verder tijdens de tweede fase van de crisis. De groei van het aantal kleine bedrijven nam daarmee per saldo sterk af. In de periode 2010–2014 zijn in totaal ongeveer 800.000 bedrijven opgericht en ruim 552.000 bedrijven opgeheven. Bij bijna de helft van deze kleine bedrijven kromp ook het aantal personeel in de periode 2010–2013; bij een derde nam het aantal werknemers toe; 17% bleef in omvang gelijk. CBS, “De staat van het Mkb”, 2015, p.40. Deze cijfers beslaan kleine ondernemers en niet enkel zzp’ers.

[28]    De meeste universiteiten registreren niet alle nevenfuncties van haar hoogleraren of weigeren om deze vrij te geven. De informatie dat wel vrij wordt gegeven kan misschien keurig als onderdeel van hun universitaire werk worden gezien, maar de meeste activiteiten worden onder de radar gehouden. Dit gaat om duizenden nevenfuncties. De groeiende invloed van het financierskapitaal op het universitaire onderzoek is een belangrijke factor voor het aangaan van nevenwerkzaamheden. Eén op de zes hoogleraren verdient meer dan €25.000 per jaar extra aan nevenwerk. Maar tegelijkertijd hebben inmiddels veertig procent van het academische personeel een flexibel contract en hebben te maken met hoge werkdruk vanwege grotere studentenaantallen. De Groene Amsterdammer “Ondernemende Professoren”, 26 november 2014 – verschenen in nr.48.

[29]    In de loop van de jaren zestig ontstonden allerlei nieuwe, veelal progressieve, studentenorganisaties, zoals de door Ton Regtien in 1967 opgerichte Studentenvakbeweging (SVB), of de in 1965 opgerichte Groninger Studentenbond (GSB) die banden had met de CPN. Het Maagdenhuis in Amsterdam werd landelijk bekend toen het in mei 1969 vijf dagen lang (16 t/m 21 mei) werd bezet door studenten die inspraak eisten in het universiteitsbestuur. De actie paste in een landelijke trend die 6 mei startte op de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Deze bezetters noemden hun universiteit de “Karl Marx-Universiteit”. Dit bracht de Wet Universitaire Bestuurshervorming met zich mee en de afschaffing van de toenmalige structuur. Daarvoor in de plaats kwamen een College van Bestuur en een gekozen Universiteitsraad. Een week later volgde de bezetting van het Maagdenhuis. Daarna werd het Maagdenhuis nog vaker bezet. In 1978 twee keer uit protest tegen wijzigingen in de Wet Modernisering, Universitaire Bestuursstructuur; in 1980 uit protest tegen het niet benoemen van twee vrouwelijke hoogleraarskandidaten; in 1986 uit protest tegen wijzigingen in de studiefinanciering; en verder in 1990, 1993 en 1996. In februari 2005 werd het Maagdenhuis voor de tiende maal bezet, ditmaal door de studenten (en enkele scholieren) van actiegroep MHBZ, als protest tegen de plannen van kapitaalknecht Mark Rutte om het wettelijke collegegeld na vijfenhalf jaar studie te verhogen en om de medezeggenschap op hogescholen en universiteiten verder in te perken. De bezetting duurde zeven uur, waarbij het Maagdenhuis om twee uur ‘s nachts door de Mobiele Eenheid werd ontruimd. De meeste studenten zijn hierna veroordeeld tot het betalen van een geldboete.

[30]    De Rotterdam School of Management, één van de grootste faculteiten van de Erasmus Universiteit, heeft banden met olie-en gasbedrijf Shell, waardoor deze faculteit niet werd geraakt door de bezuinigingen. Ook Philips en Unilever hadden in deze faculteit geïnvesteerd. Voor die reden werken ze trouwens mee met Shell om de publieke opinie te beïnvloeden over de afbouw van gaswinning in Groningen, ondanks het feit dat het voor veel ophef en onvrede heeft gezorgd onder de bewoners. Verder zijn er meerdere voorbeelden van faculteiten die niet zijn geraakt door de bezuinigingen, omdat het kapitaal er belang bij had om ze overeind te houden, zoals de technische opleidingen in TUDelft. Verder heeft de metalurgische industrie investeringen in universiteiten, HBO’s en TNO’s.

[31]    Alle voormalige studenten zijn de Nederlandse staat €11,2 miljard schuldig. Dat berekent DUO die de studiefinanciering van studenten en scholieren, en de salarissen van leraren regelt. Elk jaar vanaf 2009 groeit het aantal studenten met een schuld en neemt tegelijkertijd het totale verschuldigde bedrag aan de overheid toe. Deze was in 2009 €4,9 miljard verspreid over 442.429 voormalige studenten gegroeid in 2017 naar €11,2 miljard verspreid over 777.750 voormalige studenten. Voor verdere info over deze statistiek, zie NOS, “Nationale studieschuld stijgt verder: nu 11,2 miljard euro“ 30 augustus 2018. Zelfs als we tot de beslissing zouden komen om niet te studeren zijn we er toch maatschappelijk bij gebaat om toegankelijk onderwijs en academische vrijheid te hebben zonder financiële zorgen. Maar wat valt er anders te verwachten van de kapitalistische geest? Tegenwoordig is een opleiding gezonken tot het niveau van een koopwaar die je alleen kunt beschikken als je bereid bent om je zakken te legen en jezelf in de schulden te begraven. Dit heeft geleid tot prestatiedruk en emotionele uitputting onder een groot deel van de studenten. Ze hebben te maken met risicovol alcoholgebruik, burn-out-, angst- en depressieklachten, suïcidale gedachten en in de ergste gevallen zelfs pogingen ondernomen om zichzelf te doden. Zie hiervoor het onderzoek van de Hogeschool Windesheim, “Factsheet Onderzoek, Studieklimaat, gezondheid en studiesucces”, 2017.

[32]    Zie Ewald Engelen in de Correspondent, “Hoe universiteiten bankiertje gingen spelen”, 30 januari 2014.

[33]    De Groene Amsterdammer “Ondernemende Professoren”, 26 november 2014 – verschenen in nr.48.

[34]    Een kleine ondernemer, Giselé Somer, werd voor 18 dagen gevangen gehouden na het faillissement van haar grand-café op de Pier in Scheveningen, omdat ze drie boetes niet kon betalen. Ze belandde in totaal driemaal in de bajes. “Het was zo vernederend, zo heftig” vertelde ze. Duizenden andere mensen werden in 2012 gegijzeld door het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) omdat ze hun boetes niet betaalden. De CJIB is niet duidelijk over haar recente cijfers, maar in 2012 steeg het aantal zaken waarbij ze om gijzeling vroeg met 21%! Dat zijn 57.765 zaken in een jaar! De crisis heeft deze situatie verergerd, volgens advocaat Ron van der Beek: “Vroeger was het dreigen met een verblijf in gevangenis een prima dwangmiddel om mensen te laten betalen. Maar nu is dat geld er bij veel mensen niet meer.” . In ruim 40% van de gevallen trekken schuldenaars alsnog aan hun portemonnee. Terwijl centjes door middel van geweld uit kleine ondernemingen worden geperst, worden monopolisten geholpen om hun miljoenen aan winst niet af te dragen. Dit zijn dezelfde instituties die het financierskapitaal helpen met het ontwijken van de dividendbelasting, zoals voor Shell, Phillips en Akzonobel. Zie: Tobias den Hartog en Carla van der Wal, AD “Duizenden ‘gewone mensen’ gegijzeld door CJIB”. 5 februari 2016. En Jan Kleinnijenhuis, Trouw, “Shell ontwijkt dividendbelasting”. 16 juni 2018, en RTL Nieuws “Ook Philips betaalt geen winstbelasting, Akzo wil het niet zeggen”, 29 mei 2019.

[35]    “Zoals een leger behoefte heeft aan militaire hoofdofficieren en onderofficieren, zo heeft een onder het commando van hetzelfde kapitaal samenwerkende massa arbeiders behoefte aan industriële hoofdofficieren (directeuren, managers) en onderofficieren (opzichters, foremen, overlookers, contre-maîtres), die tijdens het arbeidsproces namens het kapitaal het bevel voeren. De arbeid van oppertoezicht wordt hun exclusieve functie. “ Karl Marx, “Het Kapitaal” Volume 1, p. 313. En verder over civile ingeneurs, architecten, enz: “Het is een hogere, gedeeltelijk wetenschappelijk gevormde, gedeeltelijk uit handwerkslieden bestaande categorie arbeiders, die buiten de kring van de fabrieksarbeiders staan en slechts aan hen zijn toegevoegd.” Idem ditto, p.394.

[36]    Voordat het kapitaal zich compleet had ingeënt in productie en daarmee de werkers compleet had berooft van hun productiemiddelen, werkten de arbeiders minder dagen voor het kapitaal, omdat ze aan een loon van bijvoorbeeld 4 dagen genoeg hadden voor de hele week. Een gedeelte van hun opbrengsten kwam voort uit hun werk met hun eigen productiemiddelen. Pas nadat de werkers compleet werden gescheiden van hun productiemiddelen, en zichzelf daardoor geheel moesten verkopen aan het kapitaal werd de uitzuiging van de arbeidskracht mateloos, omdat het kapitaal een gigantische voorraad had gekregen aan werkers, oftewel een grote “aanbod van arbeidskracht” had.

[37]    Exploitatie is dus niet subjectief, maar een buiten ons om bestaande werkelijkheid doordat we altijd meer waarde moeten produceren dan de waarde voor het werk dat we ontvangen. Deze objectieve werkelijkheid vertaalt zichzelf in ons subjectieve brein. Deze overmatige verspilling van de arbeidskracht voor het kapitaal kan ook uitgedrukt worden in DALY (disabilty adjusted life years). Het is een maatstaf ontwikkeld door de Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Het schat de hoeveelheid levensjaren die het proletariaat op jaarbasis verliest door vroegtijdige dood en de hoeveelheid  jaren die het spendeert met ernstige gezondheidsproblemen gerelateerd aan werk. Deze staat op 226.000 levensjaren die verloren gaan door “liberaal” en overtollig gebruik van ons arbeidskracht door het kapitaal.

[38]    Voor verdere info zie de jaarverslagen van Inspectie SZW. Zelfs na de “economische bloei” zoals vermeld in het jaarverslag van 2016 en 2017 na aantrekking van de crisis, geeft de Inspectie toe dat die bloei niet ter rekening kwam voor de arbeidersklasse, maar dat deze prijs “met mensenlevens voor de toenemende welvaart werd betaald”. Zeker in 2016 steeg het aantal dodelijke ongevallen. Kapitalisten proberen nog steeds met schijnconstructies de randen van de arbeidswetgeving op te zoeken of daar overheen te gaan, waardoor dit leidt tot “tot schokkende levensverhalen van kwetsbare mensen die klem zitten in hun werksituatie.” Of, zoals Marx het uitdrukte in zijn Kapitaal, “Accumulatie van kapitaal vereist een daarmee overeenkomende accumulatie van ellende. De accumulatie van rijkdom aan de ene kant is dus tevens accumulatie van ellende, kwelling van arbeid, slavernij, onwetendheid, onmenselijkheid en zedelijke ontaarding aan de andere kant, dat wil zeggen aan de kant van de klasse, die haar eigen product voortbrengt als kapitaal.“

[39]    Nederland kent tegenwoordig geen sloppenwijken meer, maar de arbeiderswijken in de 19e eeuw werden gekenmerkt door bittere armoede, krotwoningen, vuil, stank, terugkerende epidemieën en gebrek aan licht, lucht, schoon water en riolering. Pas na de overgang naar het moderne imperialisme werden er voorschriften doorgevoerd die de bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk maakten; de Woningwet van 1901. Tegenwoordig staan deze wijken bekend als probleem- of achterstandswijken. Zie Auke van der Woud (2010), “Koninkrijk vol Sloppen”.

[40]    Het CPS hanteert twee definities voor de armoedegrens; een grens noodzakelijk voor de minimale basisbehoeften, zoals eten, kleding en onderdak; en een grens die net de mogelijkheid geeft voor sociale ontspanning, zoals sport en uitgaan. De eerste grens zal ik aanduiden als “de armoedegrens”, de tweede als “net boven de armoedegrens”. Door de economische crisis van 2008, is het aantal armen sterk gestegen. In 2008 waren er ongeveer 870.000 mensen met een inkomen net boven de armoede grens, oftewel 5,6% van de Nederlandse bevolking. Het aantal mensen met een inkomen onder de armoedegrens bedroeg toen 600.000, bijna 4% van de bevolking. In 2013 waren deze aantallen sterk toegenomen: ruim 1,25 miljoen mensen (!) waren arm doordat ze net boven de armoedegrens leefden en bijna 850.000 mensen leefden onder de armoedegrens. In procenten uitgedrukt ging het in het ene geval om bijna 8%, en in het andere geval om ruim 5% van de totale bevolking. Dat zijn in totaal 2,1 miljoen armen, oftewel 13% van de totale bevolking. Deze arme groep kan op haar beurt weer worden opgesplitst in een werkende en een niet-werkende deel. Het werkende gedeelte in loondienst maakt 40% uit van de totale groep armen. In 2008 en 2009, toen de recessie in volle gang was, ging het zelfs om 48-49%. Inmiddels is dit percentage weer teruggezakt naar 41%. SCP, “Armoede in kaart” p. 15 en p. 31. Ongeacht de tegenwoordige praatjes van de werkgevers en hun economisten over “aantrekking van de economie”, waren er in het crisisjaar van 2008 318.000 geregistreerde werklozen, wat in 2017 uitkwam op 438.000 mensen. Deze cijfers zijn geen optelling van de hierboven genoemde cijfers van de armoedepercentage, maar dienen als een aanvulling daarvan. CBS, “De arbeidsmarkt in cijfers”, 2017, p.49. We zouden allemaal één minuut stilte moeten nemen zodat we onszelf kunnen realiseren hoe sluw de werkgevers ons vals bewustzijn hebben gegeven door ons te doen geloven dat we het “allemaal goed hebben in Nederland”.

[41]    In verhouding tot de vier grootste steden waarin er gemiddeld 15%-14% huishoudens bevinden met een laag inkomen, beschikt Utrecht over een hoeveelheid van 10,2% aan huishoudens met een lage inkomen. De overige steden zijn Arnhem, Heerlen, Leeuwarden, Enschede, Nijmegen en Vaals. CPS, “Armoede en uitsluiting”, 2018. p.132. Deze concentratie van armen in grote steden haalt niet weg dat er zelfs kleine gemeenten bestaan waarin armoede bestaat, zoals in Zeist of Amersfoort, of dat andere grote steden geen armoede hebben, zoals Eindhoven.

[42]    “Gentlemen, let me ask you a question. (…) Which do you prefer? Or should I say, which do you find more convenient? A wife or one of the mulatto girls [bedoeld worden prostitutues]? (…) Now, a wife must be provided with a home, with food, with dresses, with medical attention etcetera etcetera. You’re obliged to keep her a whole lifetime, even when she’s grown old and perhaps a trifle unproductive. Then, off course, if you have the bad luck to survive her, you have to pay for the funeral. (…) Now, with a prostitute on the other hand, it’s quite a different matter, isn’t it? You see, there’s no need to lodge her or to feed her, certainly not to dress her or to bury her, thank God. She’s yours only when you need her. You pay her only for that service and you pay her by the hour. Which, gentleman, is more important and more convenient? A slave or a paid worker?” Marlon Brando in zijn rol als Sir William Balker in de film Burn! (1961).

[43]    In 2003 had 73% van de werkzame beroepsbevolking een vaste arbeidsrelatie, dat wil zeggen een contract van onbepaalde tijd en een vast aantal uren. Dat aandeel is in 2016 afgenomen tot ruim 61%. Tegelijkertijd is de werkzame beroepsbevolking tussen 2003 en 2016 toegenomen: van een kleine 7,8 miljoen tot 8,4 miljoen. Dit betekent dat het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie (een tijdelijk contract en/of variabele uren) is toegenomen van ruim 1 miljoen in 2003 tot ruim 1,8 miljoen in 2016. Jaarverslag 2016 Inspectie SZW, p.16. In 2018 waren er bijna 2 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie. Zij hebben een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Steeds meer werknemers hebben zo’n overeenkomst. Hun aantal is in de periode 2003-2018 met 878 duizend toegenomen. CBS, “Hoeveel flexwerkers zijn er”. Vooral jongeren hebben een grote kans op een flexibel contract. Tussen 2003 en 2017 zijn het aantal werkende jongeren (15-25) toegenomen van 1,2 miljoen naar 1,3 miljoen. Van deze jonge werkers nam het aandeel met een flexibel contract toe met bijna 400.000, terwijl het aantal vaste contracten tegelijkertijd afnam met ruim 300.000. Hierdoor is het aandeel flexwerkers onder jongeren toegenomen van 41% in 2003 naar 68% in 2017. De totale hoeveelheid staat nu op 883.000 jongeren waarvan 8 op de 10 een opleiding volgen in het hoger onderwijs. Ook jongeren boven de 25 hebben steeds vaker te maken met een flexibel contract. CBS, “Toename flexwerk vooral bij jongeren met een bijbaan”, 23 april 2018.

[44]    Laten we eens kijken naar het distributiecentra van de Jumbo en AH die in een prijzenoorlog zijn verwikkeld. Deze oorlog voor goedkopere prijzen en kostenbesparing komt op de schouders van de medewerkers te liggen. FNV-kaderlid Karim Elouarroudi zei tegen NRC: “Uitzendkrachten werken soms tot 22.00 of 22.30 uur, terwijl ze worden geacht de volgende dag weer om 6.00 uur aan het werk te gaan. Soms werken ze zes dagen per week. Ze durven er niet snel iets van te zeggen uit angst hun baan te verliezen.” Door deze hoge werkdruk is er een hoge percentage van verzuim en arbeidsongevallen. Veiligheidsvoorschriften worden volgens hen dagelijks overtreden en als gevolg daarvan gebeuren er geregeld ongelukken. Wat valt er anders te verwachten van zo’n situatie? “Alleen in ons DC zijn er dit jaar al ruim 70 ongelukken gebeurd”, zegt een medewerker van AH in EenVandaag (2015). Volgens werknemers eindigen ongelukken vaak met klein letsel, maar is het wachten tot het een keer écht iets mis gaat. FNV-bestuurder Karin Boelens: “We hebben vorig jaar een zwaar ongeluk gehad in het Jumbo-distributiecentrum in Woerden. Mensen zijn met een kapotte hersenpan afgevoerd naar het ziekenhuis. Het lichamelijk welzijn van mensen is in geding.” De Inspectie SZW doet momenteel onderzoek naar te zwaar beladen containers met boodschappen. Die mogen volgens de afspraken maximaal 400 kilo wegen, maar in de praktijk worden ze tot bijna 600 kilo volgeladen. Werknemers lopen daardoor klachten aan schouders, armen en hun rug op. Volgens medewerkers wordt personeel dat ziek is onder druk gezet zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Werknemers met fysieke klachten of zelfs een gebroken pols of enkel worden gedwongen weer aan het werk te gaan. ÉenVandaag 24 november 2015. Vanaf begin april 2017 kwamen de DC’s in actie voor de bescheiden eisen van een loonsverhoging van 2,5 procent, verlaging van de werkdruk en vaste contracten voor uitzendkrachten.

[45]    Vooral sinds de economische crisis van 2008 gaat het bergafwaarts met de arbeidsvoorwaarden in de detailhandel, waardoor de problemen die de naakte geldverhouding met zich mee brengt duidelijker naar voren treden. Zo gaat het er bijvoorbeeld aan toe bij het kledingbedrijf Primark die bekend staat om haar goedkope kledingprijzen. Laten we hier ook even een kijkje nemen. Het merendeel van de medewerkers hebben geen vast contract, waardoor de leidinggevenden de rol van arts op zichzelf nemen en ziekmeldingen soms niet eens accepteren. Hierdoor worden medewerkers gedwongen om met koorts of een andere kwaal te moeten werken met alle gevolgen van dien. Zo verteld een ex-medewerker uit Zoetermeer: “Ziekmelding is vreselijk. Je gaat bijna liever doodziek aan het werk dan dat je HR moet bellen met een ziekmelding. Ze willen alle details. Als je niet uitkijkt, melden ze je niet ziek, maar maken ze er een onbetaalde dag of vakantiedag van. Elke ochtend moet je opnieuw bellen. Het gebeurt soms dat er gewoon gezegd wordt: ‘Volgens mij valt het wel mee en kan je gewoon werken’. De Arbo-arts maakt een mooi plan om weer aan het werk te gaan, maar Primark past het plan helemaal aan naar zijn eigen idee.” Dus ziek, of niet ziek, de kapitalist eist gewoon de gebruikswaarde van de arbeidskracht die hij heeft gekocht tot dat het tot op de draad is versleten. Het zijn volgens hem geen werkende mensen meer, maar enkel arbeiders, een abstractie dat handen en voeten heeft om te werken en een maag om gevoed te worden. En zijn gelddorst beperkt zich niet alleen tot Zoetermeer. Laten we daarom de verschillende steden eens afreizen. Zo verteld een ex-werkneemster bij de Primark in Alkmaar (20) het volgende: “Ze pushen je enorm als je ziek bent. Ik had een keer griep en was continu aan het overgeven. Toen belden ze me op en zeiden ze: kom gewoon naar je werk, we hebben je nodig. Daarna ben ik toch gegaan. Ik had van anderen gehoord dat hun contract niet werd verlengd nadat ze zich ziek hadden gemeld, dus ik durfde niet thuis te blijven. Ik had een maand daarvoor nog een positief functioneringsgesprek gehad. Toen mijn contract toch niet werd verlengd ben ik totdat mijn contract afliep enorm vervelend behandeld. Ik mocht niet meer achter de kassa staan, omdat ze bang waren dat ik geld zou stelen. Toen heb ik nog een maand lang pyjama’s staan vouwen.” Jaritsa Keteldijk (33), werkneemster bij de Primark in Eindhoven: “De werkdruk is enorm. Ik ken genoeg collega’s die met een burn-out thuiszitten. Ik heb meermaals bij het management aangedrongen op een ondernemingsraad, maar dit is nooit serieus genomen. Nu zegt Primark in de media dat ze al maanden bezig zijn met het starten van een ondernemingsraad. Dat klopt gewoon niet. Of je nu naar de tandarts of huisarts moet, gaat trouwen of een begrafenis hebt, of dat jouw kind naar het ziekenhuis moet: Primark heeft niets met persoonlijke omstandigheden. Ze geven daarvoor geen vrij. Ze halen het hoogstens van je uren af of zien het als onbetaald verlof. En je moet zelf een invaller regelen, wat vaak onmogelijk is. Tegen een collega zeiden ze: ‘Iemand anders kan toch jouw kind naar het ziekenhuis brengen.’ Als je een minuut te lang pauzeert, krijg je een schriftelijke waarschuwing met een beschrijving van jouw ‘wangedrag’. Die moet je ondertekenen, vaak onder druk.” Ex-werkneemster bij de Primark in Almere (29): “In april 2014 kreeg ik een auto-ongeluk. Ik belde de volgende ochtend dat ik in het ziekenhuis lag en dus niet kon werken. Even later belden ze terug. [Op dezelfde dag dus!] Ik moest gewoon komen. Ik zei: ik heb vier gebroken ribben, loop op krukken en zit aan de morfine. Maar ze hielden vol. De dag erna ben ik toch gegaan. De assistent-manager zei dat ik moest kiezen: onbetaald verlof of komen werken. Ik moet mijn rekeningen betalen, dus ik had weinig keus. Klanten in de winkel keken me raar aan, vanwege die krukken. Ze zeiden: ‘mevrouw, wat doet u hier, er bestaat zoiets als de ziektewet.’ Nou, niet bij Primark.” Bron: online enquête FNV van 1.186 (ex-)medewerkers van Primark. Zie verder de Volkskrant, Lisa van der Velden, 23 februari 2017.

[46]    Randstad (de grootste uitzendbureau van Nederland) was in 1960 opgericht; Tempo Team werd ook in 1960 opgericht en in 1984 door Randstand overgenomen; Vedior was in 1981 ontstaan na het samengaan van de uitzendbureaus Interlance en Evro, en werd op haar beurt opgeslokt door Tempo Team in 2008. USG People (tweede grootste uitzendbureau van Nederland) was in 1972 opgericht; Start People werd in 1977 opgericht en in 2003 opgeslokt door USG People; om haar positie te versterken tegenover Randstad en Adecco werd USG overgenomen door het Japanse Recruit in 2016. Recruit heeft de ambitie om binnen vijf jaar het grootste uitzendconcern ter wereld te worden en daarmee Randstad, Adecco (grootste in de wereld) en Manpower te verslaan. Verder was  Luba in 1968 gevormd, en zo volgden later meerdere kleinere uitzendbureaus die concurreren tegen deze gigantische monopoliën.  In 1995 telde het gemiddelde aantal uitzendbanen nog 343.000 en liep op tot een gemiddelde record van 676.000 net voor het begin van de economische crisis van 2007/2008. Hierna is het licht gedaald, maar in 10 jaar tijd zijn het aantal banen bij uitzendbureaus groter dan ooit geworden. In 2017 waren er gemiddeld 801.000 banen bij uitzendbureaus. Dat is één op de tien banen. Twee derde van alle uitzendbanen is een deeltijdbaan en 61% is voor mannen. Dat komt deels doordat er meer uitzendwerk wordt verricht in bedrijfstakken waar veel mannen werken, zoals in de industrie en de bouwnijverheid. De meeste uitzendkrachten werken vooral in de industrie, vervoer en opslag, de bouwnijverheid en de zakelijke dienstverlening. CBS, “Arbeidsmarkt in cijfers”, 2017. p.25 Maar zie vooral de CBS Statline, “Arbeidsvolume; bedrijfstak, kwartalen, nationale rekeningen, 1995-2018” (De statline kwartaalcijfers is trouwens relevanter dan de jaarcijfers).

[47]    Sinds de economische crisis van 2008 zijn de hoeveelheid bouwprojecten gestegen voor stadscentra en huizen. Daarnaast zijn het aantal flexibele contracten gestegen, waardoor er slechte samenwerkingsafspraken bestaan en meestal geen centrale veiligheidscoördinator aanwezig is in de bouw. In het begin van de crisis waren er jaarlijks meer doden dan voorheen. In 2010 waren er 24 doden, in 2013 waren er 25 doden, en daarna waren er in 2015 9 doden, in 2016 16 doden en in 2017 20 doden. In de afgelopen acht jaar (sinds 2018) vielen er 162 doden (!) in de bouw en dat is bijna 30% van alle dodelijke bedrijfsongelukken. Zie Cobouw, “Aantal doden in bouw historisch hoog: “Onacceptabel”, 14 maart 2018. Cobouw vroeg deze cijfers op bij de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

[48]    Jaarverslag 2016 Inspectie SZW, p.16.

[49]    Zeven slachtoffers vertellen in een publicatie van de Long Alliantie Nederland over de longziektes die ze opliepen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkvloer. Een van de slachtoffers is Kees Ludlage die ruim dertig jaar werkzaam was als sloper in de bouw. Door het langdurig inademen van schadelijke stofdeeltjes kreeg hij silicose, een vorm van stoflongen. Al in 2001 werd bij hem een vroeg stadium van silicose geconstateerd tijdens een arbokeuring, maar de arbodienst “vergat” hem toe te lichten over deze onaangename diagnose waardoor Kees nog eens 10 jaar lang door heeft gewerkt (!?). In die tijd was hij vreselijk moe door de toenemende ziektelast en zijn huisarts schreef zijn klachten toe aan het harde werken. Pas in 2010 kwamen zijn stoflongen aan het licht en werd hij voor 52% afgekeurd en moest zijn werk direct neerleggen. Zo verteld hij zelf: “Ik voel me zo beroerd door mijn silicose. Vorige week heb ik drie dagen letterlijk naar adem lopen snakken. Nu gaat het weer, want ik heb prednison bij mijn andere medicijnen gekregen. Wel voel ik constant een zware druk op mijn borst, omdat mijn hart harder moet werken. Heel beangstigend.” Maar naast zijn gezondheidsschade, hoe moet het dan verder met zijn financiële situatie? Hij heeft inmiddels ander parttime werk. Twintig uur per week rijdt hij in een shuttlebus rondom Schiphol, wat geen vetpot is. Bovendien vervalt binnenkort zijn WGA-uitkering. “Mijn vrouw en ik zullen ons huis uit moeten. Hoe gaat dat allemaal lopen? Waar moeten we naartoe? Ik ben heel bang voor de toekomst.” De ervaringen van de beroepsziekten zijn allemaal uniek, maar ze vertonen allemaal dezelfde overeenkomsten in de langdurigheid van de periode waarin een heldere diagnose wordt vast gesteld door de arbodienst. Inspectie SZW, Rapport 2018 “Staat van Arbeidsveiligheid” p.8 Het verdraaien van diagnosen wordt niet uitsluitend gedaan door de arbodienst. Ook de UWV blijkt hiermee met een doctoraat gespecialiseerd in te zijn. Door de jaren heen is de mailbox van de Monitor vol gekomen met klachten over de uitkeringsinstantie: “Ik zou het waarderen als De Monitor eens aandacht schenkt aan de wanorde bij het UWV. Als je bij het UWV belandt, kom je er beroerder uit dan dat je er in komt. De stress die het UWV met zich meebrengt heeft mij geestelijk gesloopt. Het heeft mij onder andere mijn huwelijk gekost,” schrijft Rob aan hun. Zo verteld hij het volgende, “Bij mij is osteoporose vastgesteld, botontkalking dus. Mijn rugwervels zijn daardoor ingezakt. Ik mag van mijn behandelend arts niet buigen, rekken, trekken en strekken. Thuis kan en mag ik maximaal 15 minuten achtereen lopen of wandelen, maar volgens het rapport van de keuringsarts kan ik dat bij een werkgever ineens 4 uur op een dag.” Magisch! “Mijn vrouw is eerst 80 tot 100% afgekeurd,” mailt een andere tipgever over het verhaal van zijn vrouw. “Een jaar later heeft een herkeuring plaatsgevonden. De keuringsarts constateerde dat de ziekte er niet beter op was geworden en alleen maar verslechterd was. Wat schetst onze verbazing: mijn vrouw wordt gewoon 100% goedgekeurd.” Een wonder! Zie, de Monitor, 05 maart 2017.

[50]    Op 1 januari 2015 had de burgerij de voorgaande sociale zekerheidsstelsels (WWB, Wajong enz.) vervangen voor de Participatiewet. Deze wet was het gevolg van de bezuinigingen na de economische crisis van 2008 en had tot doel om goedkoper arbeidskracht in te zetten om de begroting van gemeenten in orde te brengen en de winsten van de burgerij te vermenigvuldigen.  Dit wilden ze bereiken door onder het minimumloon en sociale premies uit te komen door uitkeringsgerechtigden verplicht arbeid te laten verrichten voor werk dat voorheen door betaalde arbeidskrachten werd uitgevoerd. En als ze niet mee werken aan deze regeling zouden ze gekort worden op hun uitkering. Op basis van deze directe dwangverhouding werden bijvoorbeeld straatvegers met een normaal arbeidscontract met salaris en pensioenopbouw verdrongen door dwangarbeiders. En in sommige gevallen waren het zelfs dezelfde straatvegers die hun baan hadden verloren en als dwangarbeiders verplicht werden gesteld om hetzelfde werk te verrichten. Zo hadden de gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek jaarlijks ruim een half miljoen verdiend aan de inzet van werklozen in “een koude fabriekshal, vol sombere mensen met een hardvochtig regime.” Deze gemeenten verplichtten werklozen soms jarenlang zonder loon te werken in fabriekshallen in Dinxperlo en Ulft. Maar gelukkig hadden ze hiermee hun begroting wel weer op orde… Zie, Joop, Gemeenten verdienen half miljoen aan ‘dwangarbeid’, 27 april 2015. Ook voor de invoering van de Participatiewet was hier sprake van op een kleinere schaal. Tussen 2004 en 2011 knapten ruim 800 bijstandsgerechtigden in de NS-werkplaats in Tilburg treinen op. Honderden arbeiders moesten in deze periode 40 uur in de week oude treinstellen schuren, waarbij ze in aanraking kwamen met het giftige, kankerverwekkende en milieugevaarlijke stof chroom-6. Deze giftige stof zat in de onderste lagen verf en is schadelijk als het bewerkt word. Yusuf Ivak was één van deze arbeiders. Volgens hem gebeurde dat schuren in slechte omstandigheden: “We kregen geen mondkapjes en ook geen duidelijke uitleg. Als onze werkdag er tegen 17.00 uur op zat, kwamen er mannen in witte pakken om te meten. Zij wisten dat het foute boel was, maar ons is nooit iets verteld.” Tijdens het werk had Ivak veel last van de stofwolken van het schuren. “Ik snoot vaak mijn neus en dan kwam er bloed uit. Ook was mijn keel opgezet, ik kon bijna niet meer slikken, het was alsof er brandnetels in zaten.” Ondanks die ellendige omstandigheden bleven de meeste mensen er werken. “We moesten wel, want als we zouden stoppen of niet zouden verschijnen, werd onze uitkering meteen stopgezet.” In 2015 werd officieel duidelijk dat mensen in de werkplaats met chroom-6 in aanraking zijn gekomen. De gemeente Tilburg gaf slachtoffers die zich meldden drie jaar (in 2016, 2017 en 2018) een vergoeding van €385 om het eigen risico van de zorgverzekering te dekken. Toen bleek dat het langer duurde voordat de resultaten van het gemeentelijke onderzoek zouden verschijnen, kregen de mensen in 2018 een eenmalige financiële tegemoetkomen van €500! En dankzij deze vette geldpot kan Ivar ondertussen zijn maagtabletten, antidepressiva, pijnstillers, reumaspuiten en paracetamol slikken, vanwege zijn vele lichamelijke klachten. “Ik weet niet of je weleens clusterhoofdpijn hebt gehad, maar het enige dat je dan wil is dood.” Ook heeft hij vaak bloed bij zijn ontlasting en komen uitvalverschijnselen voor. “Als ik denk aan het spoor, chroom-6 of aan de werkplaats, dan krijg ik altijd weer de smaak van zwavel en ijzer in mijn mond. Het blijft je achtervolgen.” NOS, 31 januari 2019. Zo zien we duidelijk dat de bestaande wereld de beste van alle mogelijke werelden is…

[51]    De nachtdienst, of ploegendienst ontwikkelt zich na de opkomst van de kapitalistische productiewijze. Om enige verlies op hun voorgeschoten kapitaal te vermijden en hun winsten te kunnen maximaliseren zal de burgerij de arbeidsdag proberen te verlengen en zo van één arbeidsdag, twee maken, en van twee drie enz. Maar omdat een mens fysiek onmogelijk 24/7 kan werken ontwikkelt het concept van de ploegendiensten zich. Onderzoek toont aan dat nachtdienst enorm slecht is voor de gezondheid. Dat meldt de Gezondheidsraad. Mensen die dat doen, lopen namelijk een hoger risico op diabetes, obesitas en hart- en vaatziekten of darmklachten. Dit komt omdat je hormonen aanmaakt waardoor je meer trek krijgt en daardoor veel en ongezond gaat eten. Ook maakt je lichaam minder nieuwe cellen aan, waardoor je allerlei andere gezondheidsklachten kunt krijgen zoals darmklachten. En zo zijn er nog meer redenen waarom de nachtdienst slecht is voor de gezondheid, zoals het tekort aan zonlicht voor de ontwikkeling van het lichaam. Het licht helpt de spijzen omzetten in celvormend bloed en verhardt de vezels. Het licht werkt ook als stimulans op de gezichtsorganen en brengt daardoor een grote activiteit van de verschillende hersenfuncties tot stand. Deze late nachtdiensten zijn begrijpelijk voor een beroep als de brandweer of ambulance, maar welke legitieme reden zou men kunnen bedenken voor magazijnmedewerkers of fabrieksarbeiders om op zulke tijden door te moeten werken? Agnes (56) werkt als procesoperator bij een bedrijf dat grondstoffen maakt voor de voedingsindustrie. Bij storingen moet ze in actie komen. Agnes werkt ‘s nachts en slaapt overdag. “Ik merk dat ik zo langzamerhand een slaapstoornis aan het ontwikkelen ben”, zegt ze tegen RTL Nieuws. “Ik slaap gemiddeld iets van vijf uur per nacht. De effecten zijn groter nu ik ouder ben. Vroeger was ik sneller fit, tegenwoordig is dat niet meer zo. Ik heb echt een rustperiode nodig om te herstellen. Vergeleken met mensen met een regelmatig ritme ben ik minder fit, vermoeider en wat futlozer.”Verder kampt Agnes met overgewicht. Iets dat bij nachtwerkers veel voorkomt, zegt ze. “Ik probeer er rekening mee te houden. Als ik moe en slaperig ben, heb ik al snel de neiging zoetigheid te pakken. Mijn eetpatroon is sowieso verstoord. Vroeger at ik ‘s nachts weleens een zak snoep leeg. Dat doe ik niet meer. En ook koffie en energiedrank heb ik geminderd. Die suikers en die koffie: even een oppepper, maar daarna zak je dubbel zo snel in elkaar. Dat heeft eigenlijk geen effect.” In Nederland zijn bijna 1,3 miljoen mensen die soms of regelmatig ‘s nachts werken. Dat gebeurt vooral in de horeca, zorg, industrie en vervoerssector.  RTLNieuws 24 oktober 2017.

[52]    Inspectie SZW, Rapport 2018 “Staat van Arbeidsveiligheid”, p.3, p.11, en p.12. De jaarverslagen van Inspectie SZW vertonen elk jaar schommelingen van deze cijfers. De afgelopen jaren waren de hoeveelheid werkgerelateerde ongevallen met dodelijke slachtoffers bijvoorbeeld het hoogst in 2016, maar in het algemeen schommelen ze rondom dit gemiddelde.

[53]    Idem ditto, p.7. Dit had te maken met de havenwerker Cees die zijn leven verloor in 2012 na een arbeidsongeval bij een overslagbedrijf in de Rotterdamse Haven. Door de verkeerde handeling van een chauffeur kwam Cees terecht onder een rol papier van 600 kilo en overleed ter plekke.

[54]    De CBS verdeelt de Nederlandse economie onder in drie sectoren: de goederenproducerende sector, de commerciële dienstensector en een niet-commerciële dienstensector. Onder deze laatste categorie vallen met name de bedrijfstakken overheid, onderwijs en zorg en kunnen we nu even verwaarlozen. Hierbij onderzocht ze de economische groei (toegevoegde waarde) in de periode 1969-2016 dat in drie specifieke perioden kan worden verdeelt. In de periode 1969-1985 was de economische groei jaarlijks gemiddeld genomen 2,5%, de periode 1985-1999 jaarlijks gemiddeld genomen 3,0%, en na 2000 vond er een groeivertraging plaats. In de eerste periode (1969-1985) kwam de groei voornamelijk door de verhoogde arbeidsproductiviteit, en in de tweede periode (1985-1999) door een toename van de hoeveelheid gewerkte uren. In de eerste periode groeide de arbeidsproductiviteit met 3,0%, en in de tweede periode nog maar met 1,2%, en in de laatste periode slechts 0,9%. In de tweede periode werd de economische groei voornamelijk veroorzaakt door een toename van de hoeveelheid gewerkte uren. Dit kwam voor een groot deel door de toenemende participatie van vrouwen op de werkvloer.  Het aandeel van vrouwen steeg in deze periode van 34% tot 42%. Vooral tussen 1990 en 2003 betraden veel vrouwen de arbeidsmarkt. Het aantal vrouwen dat tussen de 12 en 34 uur werkte nam toe van ongeveer 1 miljoen in 1990, tot bijna 2 miljoen in 2003. Verder is de toegevoegde waarde van de commerciële dienstensector sterk toegenomen sinds 1969. Deze sector was in 1969 verantwoordelijk voor 56% van de toegevoegde waarde; in 2016 was dit aandeel gestegen naar 78%. Het aandeel van de goederenproducerende sector aan de toegevoegde waarde is meer dan gehalveerd en bedroeg in 2016 nog maar 22%. Maar op zichzelf genomen steeg deze sector ook, alleen minder snel. Dit komt voornamelijk door de implementatie van nieuwe technologie, waardoor ondanks dat er meer werd geproduceerd een daling plaats vond in de hoeveelheid gewerkte uren en dus ook in de werkgelegenheid in deze sector: hogere productie met minder werknemers. Daarnaast verschoof een hoop productie naar lagelonenlanden en werden veel activiteiten uitbesteed aan de dienstensector. De bouw was in 2016 nog altijd goed voor 22% van de totale toegevoegde waarde in de goederenproducerende sector; de landbouw, bosbouw en visserij 8%; delfstoffenwinning 6%; de industrie was met 56% de grootste bedrijfstak van de goederenproducenten. CBS, “Economische groei en verdienstelijking, 1969–2016”, 2017. Maar ondanks dat de dienstensector verantwoordelijk is voor het merendeel van de toegevoegde waarde en het aantal gewerkte uren een belangrijke rol speelt schrijft de CBS in een ander gehanteerde onderzoek: “De arbeidsproductiviteit nam tussen 2002 en 2014 veel sneller toe dan het aantal gewerkte uren. Het grootste gedeelte van de economische groei komt hierdoor nog steeds voor rekening van de arbeidsproductiviteit.” CBS, “Productiviteit in Nederland 2002–2014. Economische groei, productiviteit en de crisis”, p.2

[55]    Zie, https://regiobedrijf.nl/industrie/

[56]    Het argument dat vaak wordt gebruikt is dat er geen arbeidersklasse meer zou bestaan, omdat een groot gedeelte van mensen (arbeiders lijkt me toch?) werken in de dienstensector. Of er zou alleen nog maar een middenklassen bestaan (ik neem aan slechts in hun hoofd?). Zelfs in de 19e eeeuw onderzocht Marx de arbeidersklasse in al haar bestanddelen en facetten: de werkers die de machines bedienden, die enkel toezicht hielden op de machines, die ze repareerden, die enkel het voorbereidende of afsluitende werk deden, werkers voor de transport en logistiek, werkers voor de productie van kanalen, dijken, wegen enz. improductieve werkers of  ‘dienstpersoneel’, zoals bedienden, dienstmeisjes, lakeijen enz. ook de toezichthouders op de werkers, civiele ingeneurs, werktuigkundigen, kantoorpersoneel enz. Zie het Kapitaal, bijvoorbeeld op pagina 394, pagina 417. Marx onderzocht de wijze waarop de maatschappelijke arbeidsverdeling zich met al haar variaties ontwikkelde onder het kapitalisme en dus het beeld van enkel een industrieël of dienstelijke arbeidersklasse is een zwak argument gebaseerd op een karikatuur die mijlenver staat van de realiteit die Marx onderzocht.

[57]    CBS statline: “Bevolking; generatie, geslacht, leeftijd en migratieachtergrond, 1 januari.” 14 mei 2018.  Dit zijn algemene cijfers en deze niet-Nederlandse groepen behoren niet alleen tot het proletariaat. Ze zijn daarentegen ook verspreid over het lompenproletariaat, de kleinburgerij, de arbeidersaristocratie, en kleine delen zelfs tot de burgerij. 

[58]    “De vier grootste niet-westerse groepen in Nederland hebben een Turkse (397.000), Marokkaanse (386.000), Surinaamse (349.000) of Antilliaanse (151.000) achtergrond. In 2015 kwamen per saldo 9.600 Polen naar Nederland en in 2014 12.100. In die jaren kwamen er gemiddeld 2.000 Bulgaren en Roemenen bij. De immigratie uit deze landen nam toe nadat per 1 januari 2014 de tewerkstellingsvergunning werd afgeschaft. Direct na de toetreding tot de EU van Bulgarije en Roemenië in 2007 was het migratiesaldo hoger dan in 2014 en 2015. De immigratie van vluchtelingengroepen fluctueerde de afgelopen twintig jaar. Zo vond in de eerste jaren na 1995 vooral immigratie uit Afghanistan en Irak plaats, daarna uit Iran en Somalië. De immigratie vanuit Iran vond vooral voor de eeuwwisseling plaats.” CBS: “Bevolking naar migratieachtergrond”. 21 november 2016.

[59]    Hier moet nog uitgebreid onderzoek naar worden verricht, maar tot nu toe lijkt het proletariaat de grootste klasse.

[60]    Na het benoemen van de eerste wet van het kapitaal, volgt Marx met de tweede: “Deze voor de hand liggende tweede wet is belangrijk voor de verklaring van een aantal verschijnselen die voortvloeien uit de door ons nog te behandelen neiging van het kapitaal het aantal gebruikte arbeiders of het variabele, in arbeidskracht omgezette bestanddeel altijd zo laag mogelijk te houden, wat in strijd is met een andere neiging van het kapitaal, namelijk om de grootst mogelijke hoeveelheid meerwaarde te produceren.” Karl Marx, “Het kapitaal”, p. 285. Daarnaast zorgt de techonologische vooruitgang, de introductie van nieuwe machines en automatisatie ervoor dat er steeds meer banen verloren raken. Deze automatisatie is ook gebaseerd op het maken van winst met zo min mogelijk kosten.

[61]    De volgende gegevens van dakloze mensen behoren niet allen tot het lompenproletariaat. Toch is het belangrijk om te weten dat er in NL tussen 2009 en 2015 meer dan 13.000 dakloze mensen bij zijn gekomen als gevolg van de economische crisis van 2008. Deze hoeveelheid staat gelijk aan een kleine gemeente. De sterkste stijging vond plaats tussen 2009 en 2010, en is na 2015 niet meer toegenomen, waarop de totale hoeveelheid van geregistreerde daklozen minstens op 31.000 komt. CBS, “Aantal daklozen in zes jaar met driekwart toegenomen”, 2016. Door de seizoenen heen worden dus elke dag minstens 31.000 mensen wakker in dit land zonder te weten of ze in de avond weer een plek zullen vinden om hun hoofd op te rusten. Terwijl miljoenen mensen bijna instinctmatig als een soort mierenkolonie dagelijks naar werk reizen, zijn er vrij weinig die bewust omkijken om het lot van deze individuen te verhelpen. Volgens Lia van Doorn, lector Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening aan de HU, is behalve de economische crisis van 2008 een groot deel te wijten aan de ontwikkelingen op de woningmarkt. Zo zegt ze zelf, “De huurprijzen stijgen terwijl tegelijkertijd mensen die van een minimumloon of een uitkering afhankelijk zijn, de afgelopen tien á vijftien jaar nauwelijks verhoging van hun besteedbaar inkomen hebben doorgemaakt.” Men kan de huur niet meer opbrengen en gaat dan tijdelijk wonen op een camping of een poosje bivakkeren in de auto totdat dat niet meer gaat. “De stap naar dakloosheid is dan snel gezet.” ÉénVandaag, “Aantal daklozen in NL verdubbeld”, 8 februari 2018. Maar laten we eens luisteren naar het verhaal van de mensen zelf die in deze nachtmerrie terecht zijn gekomen in plaats van naar de opinie van ‘experts’. Rana Lachman (60) uit Den Haag werkte 25 jaar als P&O-functionaris bij de Hogeschool voor de Kunsten in DH. Zijn ouders werden ziek en hadden 24 uur zorg nodig, waardoor Rana ontslag moest nemen om voor hun te zorgen. Hij trok bij hun in en toen ze beide overleden kon hij de huur niet meer betalen. “Ik sliep eerst in een parkeergarage. Het was heel erg koud. Ik had drie jassen aan, een paar sjaals om en verwarmde me bij de heteluchtroosters. Je moet een beetje creatief zijn. Als je dakloos bent en je gaat jammeren, dan kom je niet ver. In die parkeergarage vonden agenten me. Ze zeiden dat er in Zoetermeer geen daklozenopvang was, en dat ik naar Den Haag moest gaan. Gelukkig had ik mijn fiets nog, dus ben ik naar Den Haag gefietst. (…) Ik heb de energie niet meer om te zwerven, op mijn leeftijd. Tijdens deze periode ben ik al mijn tanden kwijtgeraakt, en ik heb geen geld voor een kunstgebit. Het moeilijke aan dakloos zijn, is dat je de hele dag bezig bent met het vinden van een slaapplek en met overleven. Je bent blij als de dag weer voorbij is. In de daklozenopvang is geen plek voor je spullen, dus ik zeul de hele dag met tassen met mijn persoonlijke bezittingen. Ik ben nu bezig met een daklozenuitkering en het krijgen van een postadres. Dan krijg ik eindelijk weer zicht op een woning.“ Leger Des Heils, Willemijn de Jong, 9 oktober 2017. Op 13 september 2017 werden er Kamervragen gesteld vanwege de zorgelijke toename van dakloze jongeren. In de periode van 2012 tot 2016 is de hoeveelheid dakloze jongeren in de leeftijdscategorie 18-30 verdubbeld van 6.400 naar 12.400. Dit gaat vooral, maar niet alleen, om jongeren met een niet-Westerse achtergrond. De cijfers variëren omdat vooral deze groep moeilijk in beeld te krijgen is. De meesten hebben in hun kindertijd te maken gehad met problemen thuis, waarbij één of beide ouders niet voor hen konden zorgen. Dakloze jongens komen vaker voor dan meisjes. CBS, statline, Daklozen; persoonskenmerken, 23 december 2016. Ongeacht dat het vooral mannen en jongens zijn die vaker dakloos zijn, kunnen we het leed van jonge vrouwen niet verwaarlozen die op zoek moeten naar een slaapplek voor het donker wordt… Laten we daarom Roos (die anoniem wilde blijven) eens aan het woord laten. De ongelukkige Roos had al een moeilijke jeugd achter de rug met haar alcoholistische moeder die vaak uit huis was en haar alleen liet. Ze werd op zevenjarige leeftijd door Jeugdzorg uit huis geplaatst in een instelling waar ze voor het eerst geen honger meer had, omdat er genoeg te eten was. Door de jaren heen verwisselde ze vaak van pleeggezinnen en instellingen tot ze er op een gegeven moment genoeg van had. “Al die verhuizingen en regels… Ik dacht dat ik het beter kon in mijn eentje. Een vriendin en ik besloten weg te lopen uit de instelling. Zij kende iemand in Utrecht die op Justin Bieber zou lijken.” Justin Bieber hadden ze die avond niet gevonden, maar wel hun eerste proefje van de koude realiteit zonder een dak boven het hoofd. Zo verteld ze, “We gingen wat cafés binnen maar zonder geld om te besteden was dat niet zo leuk. We werden moe en slenterden maar rond. Ik was opgelucht toen het licht werd! Mijn eerste nacht buiten de instelling had ik me leuker voorgesteld.” (…) “We kwamen uiteindelijk wel bij die kennis terecht. Niks Justin Bieber, het bleek een oude man te zijn. Mijn vriendin had met hem gechat en hij had zich jonger (en knapper) voorgedaan. Ik vond hem een engerd. Hij keek de hele tijd op een bepaalde manier naar ons. Het liefst was ik gelijk weggegaan maar we hadden weinig keus. We mochten op de bank slapen, en overdag als hij werkte, keken wij Netflix en rookten zijn sigaretten op. Dat was eerst best cool, maar na een paar dagen verveelden we ons. Toen zei hij dat we teveel van zijn eten hadden gegeten en dat we iets terug moesten doen. Anders zou hij de instelling bellen. Ik had meteen door wat hij bedoelde. We waren wanhopig en besloten om dan maar met hem naar bed te gaan. Ik voelde me daarna heel vies en was boos op mezelf. We maakten ruzie met hem, en toen gooide hij ons op straat. We smeten stenen naar zijn raam, maar misten, en gingen er vandoor. Mijn vriendin en ik kregen vervolgens ook ruzie. En toen stond ik er echt alleen voor.” Roos maakte vaak gebruik van de bibliotheek om haar telefoon op te laden, en omdat de wc’s schoon waren kon ze zelfs haar haren wassen met de handzeep die daar stond. Verder waren er dagen dat ze de weggegooide artikelen van supermarkten uit vuilcontainers graaide. “Ik ben ook wel eens naar een universiteit gegaan. Tussen de studenten viel ik niet zo op, dacht ik. En ik kon er de hele dag binnen zijn. Maar eigenlijk werd ik er heel verdrietig van om bij ‘gewone’ jongeren in de buurt te zijn. Ze leken zo gelukkig en zorgeloos. Het was een groot contrast met hoe ik me voelde.” (…) “Ik had me dakloos zijn heel anders voorgesteld, veel stoerder. Maar ik kan je vertellen dat rondzwerven niet stoer is. Je hebt pijn aan je voeten en je bent altijd moe omdat je te weinig slaapt. Bovendien moet je de hele tijd opletten. Er zijn mensen die misbruik van je willen maken. Echt waar. Een man die aardig doet in een snackbar? Pas maar op, die wil iets van je. Zomaar voor niets een slaapplek aangeboden krijgen? Vergeet het maar, dat betekent dat je samen met die man in bed belandt.
Ik ben er niet trots op, maar dat heb ik uiteindelijk wel gedaan. Ik weet het niet, het was voor mij overleven. Natuurlijk voelde ik niks voor zo’n man. Ik was echt niet verliefd ofzo. Het was ook niet fijn. Maar het was soms beter dan weer een nacht door de stad dwalen. Ik noem het maar ruilseks. In ruil voor seks had ik onderdak en eten. Ik zag de gevaren toen niet zo, ik denk dat ik geen tijd en energie had om daar bij stil te staan. Nare dingen meegemaakt? Ja, helaas wel. Toen ik dacht met één man mee naar huis te gaan, bleken er bij aankomst meerdere mannen in het huis te zijn. Wegkomen lukte niet. Een andere keer werd ik gedwongen basecoke te roken. Daar werd ik ziek van. Pas achteraf zie ik echt hoe gevaarlijk het was.” Roos heeft het drie jaar lang volgehouden om deze hel te overleven tussen al het mannelijke vuil. Maar we hoeven ons geen zorgen te maken, want gelukkig zijn er Kamervragen gesteld! Wat een hoop toch! Ongeacht dat het gelukkig wel wat beter gaat met Roos en dat ze therapie ontvangt om haar trauma’s te verwerken, zijn er ook nu nog steeds vrouwen die zichzelf door het mannelijke slijk  trekken.

[62]    Vanwege hun illegale activiteiten die ze vooral uit economische dwang uitvoeren, belanden de meeste lompen na verloop van tijd steeds opnieuw in de gevangenis. De meeste hebben een erg lange strafblad van meerdere misdrijven, of sommige kunnen ook een lange straf uitzitten van bijvoorbeeld 13 jaar. De gevangenissen in Nederland vertonen dezelfde elementen als gevangenissen in het buitenland. In mijn korte verblijf in de bajes in Krimpen a/d Ijssel en Alphen a/d Rijn in 2015 heb ik te horen gekregen dat iemand in zijn cel was verkracht door zijn celgenoot, er werd drugs binnen gesmokkeld (eventueel met behulp van corrupte bewaarders) en verhandeld, interne vechtpartijen vonden weleens plaats, een gedetineerde had in mijn afdeling zelfmoord gepleegd, een ander was gestorven vanwege ouderdom en een gebrek aan medicatie, een ander was mishandelt door de bewaarders, en de meest ernstige geval was een mishandeling met de dood tot gevolg door de bewaarders. Deze gedetineerde zou naar de isolatie worden verplaatst door de IBT’s (Interne Bijstands Team), oftewel een hardhandige arrestatieteam, één van de meest agressieve adrenaline junkies. Toen ze de gedetineerde probeerden over te plaatsen hebben “medegevangenen hem toen nog een kwartier lang horen gillen”, volgens advocaat Michel van Stratum. “Ze zeggen dat hij door de IBT’ers in elkaar is gemept.” Later werd bekend dat hij een gebroken neus had opgelopen, omdat hij tweemaal in zijn gezicht was getrapt door een bewaarder. Daarbij had het OM de geleerdheid van een “koninklijke” forensisch arts ingezet, Kees Das. Deze schreef de doodsoorzaak ergens anders aan toe, waardoor de betrokken bewaarders werden vrijgesproken. Dezelfde koninklijke geleerdheid van Kees Das werd trouwens ook ingezet om de realiteit te manipuleren en vrijspraak te eisen voor de betrokkenen van de dood van de 42-jarige Horst C. (2003) en de 42-jarige Mitch Henriquez (2015). De familieleden van de slachtoffers kunnen deze “eervolle” arts allemaal dankbaar zijn, vanwege “zijn grote bijdrage aan de ontwikkeling en professionalisering van de forensische geneeskunde in Nederland.” 

[63]    In het Huis van Bewaring is het trouwens niet verplicht om te moeten werken. Daar hebben de gevangenen nog de “vrijheid” om te kiezen tussen meedoen aan het arbeidstraject of om de dag te spenderen tussen vier koude muren. Als er wordt gekozen om te werken worden ze op een wachtlijst geplaatst. Ik gok dat de voornaamste reden hiervan is om bepaalde gedetineerde tussen de muren te houden om te breken, omdat in een huis van bewaring de meeste strafzaken nog lopen en wordt gehoopt dat de bekennende verklaring wordt afgelegd die tijdens het verhoor in de opsporingsfase werd aangestuurd. Zo zijn er gevallen waarbij gevangenen direct in beperkingen worden geplaatst en zo geen recht hadden op de radio, televisie en het bellen naar familieleden: “Ik ben 18 jaar en is de eerste keer dat ik in een huis van bewaring zit. Toen ik hier heen werdt gebracht heb ik de eerste twee weken op beperkingen gezeten, dat wil zegge dat je 24 uur per dag achter de deur zit en je mag 1 uurtje per dag luchten in een soort kamer. Verder geen tv of radio op je cel alleen jezelf of wat leesboekjes. Ik weet wel dat dan de dagen niet snel voorbij gaan als je zolang op je cel moet zitten zonder ook maar iets. Ik mocht in die twee weken nog niets een naar mijn ouders bellen hoe het met hun of mij ging dat vondt ik no het ergste maar gelukkig ben ik daar vannaf.” M. Moerings e.a., Meningen van gedetineerden – Vijftig jaar later, Den Haag: BJu 2008, p.48. Om recht te doen aan de authenticiteit van de meningen hebben Rijksen en Moerings c.s. geen verbeteringen aangebracht in de teksten die de gedetineerden op papier hebben gezet.

[64]    “Ik zou wel lichtreclame op de gevangenistorens willen plaatsen”, zegt Jacq van Huet, directeur van de `Bijlmerbajes’ in Amsterdam. “Een prachtige plek, goed te zien vanaf de A10. Het zou mij extra inkomsten geven. Maar het mag niet van het hoofdkantoor in Den Haag.” Zijn collega-directeur in Almere had hetzelfde probleem. Hij wilde een windmolen van Nuon bij zijn gevangenis plaatsen wat toentertijd ook niet mocht. “Ik zou deze gevangenis beter runnen als die geprivatiseerd was”, zegt Van Huet, tevens voorzitter van de Vereniging van Directeuren van Penitentiaire Inrichtingen (VDPI). Zestig procent van zijn collega’s, schat hij, is net als hij voorstander van privatisering. Ze willen een eigen toko, in de veronderstelling dat ze hun gevangenis dan beter kunnen leiden. NRC, Irene van der Linden, 20 Januari 2001. Terwijl de directeuren  uit geluierd dromen hoe ze hun zakken kunnen vullen, weerklinkt het verhaal van een gedetineerde aan de andere zijde van  de medaille. Deze vertelde me dat hij het eens mentaal niet meer aan kon om een gevangenisstraf van 5 jaar uit te moeten zitten boven op zijn verleden straffen. Hierop had zijn jongere broertje het dappere besluit genomen om de schuld op zichzelf te nemen en de 5-jarige gevangenisstraf voor hem uit te zitten. Hij eindigde zijn verhaal met: “Ja, het leven is zwáár, broertje”.

[65]    Publiek-Private Samenwerking wordt afgekort als PSS en is een samenwerkingsvorm tussen de staat en één of meerdere bedrijven om de gevangenissen om te zetten in een winstgevend bedrijf. Hierdoor laat de overheid de meeste verantwoordelijkheden los en geeft voornamelijk sturing, zodat het kapitaal alle “liberale vrijheid” heeft om te doen en te laten wat het wilt om haar winsten te realiseren. De ondernemingen worden voor een lange periode gecontracteerd om niet alleen te ontwerpen, te bouwen, te beheren, maar vaak ook om het project te financieren. De meest gangbare vorm van PPS in Nederland is het zogenoemde DBFM-contract (Design, Build, Finance & Maintain). Er zijn verschillende vormen van PPS in het gevangeniswezen, dus ook verschillende niveaus van privatisering.

[66]    “De toepassing van Publiek Private Samenwerking op een Nederlandse gevangenis. Een verkennende argumentatie.” René Hiemstra en Ernst Horwitz, Ministerie van Financiën en Kenniscentrum PPS, 2003. p.2 Het moet duidelijk zijn waarom dit project wordt uitgevoerd door de Ministerie van Financiën en niet door de Ministerie van Justitie. In dit project komen er allerlei onderwerpen aan bod, maar de simpele vraag of het maatschappelijk verantwoord is om een gevangenis om te zetten in een winstgevend bedrijf komt natuurlijk niet op bij deze mensen. Het menselijk hart is immers erg wonderbaarlijk, voornamelijk wanneer het in de portemonnee wordt gedragen. 

[67]    Idem dito. P.35

[68]    RSJ “Privatisering in het gevangeniswezen. Een verkenning van achtergronden, gedaantes, ervaringen en randvoorwaarden.” mei 2015. p.4.

[69]    De partij van de aandeelhouders, de VVD, heeft een geniaal plan bedacht om de “mislukte integratie” in stadswijken aan te pakken door de criminaliteit in probleemwijken dubbel zo hard te bestraffen. Wie in een probleemwijk de wet overtreedt, moet twee keer zo lang de cel in als iemand die in een andere wijk hetzelfde vergrijp begaat.  Dit kondigde de racist Klaas Dijkhof aan in het kabinet over het kabinetsbeleid voor het jaar 2019. Volgens hem staat dus het gebrek om Wilhelmus met de hand op de borst te zingen gelijk aan het plegen van criminele delicten. Ook al vindt criminaliteit plaats in elke natie in de wereld en door alle nationaliteiten, is het niet langer het product van economische noodzakelijkheid, maar komt het door een gebrek aan “mislukte integratie” van de specifiek Nederlandse waarden en tradities. Wat een antropoloog! Deze fascist wil dat het kabinet wijken selecteert waarin meer dan 50% van de inwoners van niet-westerse afkomst is, de werkloosheid en criminaliteit hoog liggen en het opleidingsniveau laag is. Na zijn grondige marktonderzoek heeft hij nu dus eindelijk de juiste doelgroep als klant gevonden voor de gevangenisindustrie: de zwakste in de samenleving. Maar dit was allemaal niet genoeg, want om dit uit te kunnen voeren zal een volk natuurlijk eerst moeten worden overtuigd. Daarom wilt deze smiecht dat er ook verplichte lessen worden gegeven over “democratische waarden en tradities”. En wie niet meewerkt, kan worden gekort op kinderbijslag of uitkering (zodat ze overgaan tot de criminaliteit?). En deze maatregelen gebeuren natuurlijk allemaal op basis van diezelfde “democratische waarden”. Zo zegt hij, “Het gaat mij niet om bestraffen, maar mensen te verheffen. Welwillenden bevrijden en kwaadwillenden harder aanpakken. Soms moet je minder liberale middelen gebruiken om een doel te bereiken. Ik zou het verlichtingswijken willen noemen, want dat is wat mensen in die wijken niet hebben doorgemaakt.” Gelukkig ziet hij wel in dat zijn fascistische methoden “minder liberale middelen” zijn. AD, Tobias den Hartog & Jan Hoedeman 19 september 2018.

[70]    Het is een overeenkomst waarbij de werknemers worden uitbetaald in bepaalde artikelen in plaats van geld. Op die manier kunnen werknemers niet beslissen hoe ze hun geld willen spenderen, waardoor ze verder worden geknecht aan de werkgever. De werkgever heeft dan een monopolie, omdat er geen competitie is en dus de prijzen makkelijker kan verhogen. Deze praktijk bestond in Nederland sinds het 19e-eeuwse kapitalisme en bestaat nog steeds in bejaardentehuizen. Deze praktijk was mede aanleiding voor een grote staking van veenarbeiders, die op 22 maart 1888 in Appelscha begon en die zich snel over de noordelijke provincies uitbreidde. In Engeland staat het bekend als “truck system” of “company scrip”.

[71]    De gevangenen werken tijdens hun detentie voor de penitentiaire productiebedrijven In-Made. Deze had vroeger 41 locaties, maar is gekrompen naar 25 locaties en beschikt over een kleine leger van 8000 werkslaven. Deze bedrijven zijn verworven met de staat, Dienst Justitiële Inrichtingen, en maken gebruik van de enorm lage lonen in de gevangenissen om hun winsten te behalen. Hieronder vallen bedrijven als Euroscaffold en Bison. De Hema en de C&A daarentegen hebben besloten om gebruik te maken van het dwangarbeid in Chinese gevangenissen in plaats van in Nederland. Daar werken de gedetineerden s’ ochtends vroeg tot s’ avonds laat aan de kledingproducten die we hier in Nederland binnen krijgen, om er aan het einde van de maand 120 yuan (€15) mee te verdienen. Zonder een familie om op te steunen die eventueel geld kan overmaken, zullen ze met deze bedragen hun toiletartikelen en snacks moeten kopen. Diezelfde principe geldt trouwens ook voor Nederlandse gevangenissen. “Wij tolereren geen enkele vorm van gedwongen arbeid of arbeid in gevangenschap”, verklaart H&M. “Wij controleren onze 273 leveranciers in China minstens jaarlijks en hebben geen arbeid in gevangenissen gezien.” Net zoals de filosoof George Berkeley menen ze dat als een fenomeen zich buiten hun eigen perceptie bevind het simpelweg niet bestaat. Als niemand een boom hoort vallen, maakt het dan ook daadwerkelijk geluid? En als niemand het ellende van werkslaven in gevangenissen heeft gezien, bestaat het dan wel? De Volkskrant, 20 februari 2018.

[72]    De maatregelen voor meer gedetineerden op een cel werden al klaargestoomd in 2002. In 2002 was een meerpersoonscel mogelijk gemaakt door artikel 20 lid 2 Penitentiaire beginselenwet. Uiteindelijk werd op 13 september 2004 artikel 19 lid 3 Pbw ingevoerd waardoor de mogelijkheid ontstond om tevens in een regime van beperkte gemeenschap cellen te creëren voor meerdere personen. Uiteindelijk werd dit compleet ten uitvoer gebracht tijdens de bezuinigingen in 2009. Zie: Kamerstukken II, 2002/03, 28 979. En: Staatsblad 2004, 350 (wijziging artikel 19 PBW) en Staatsblad 2004, 445 (datum inwerkingtreding)

[73]    De beste hedendaagse voorbeeld hiervan is de Schilderswijkopstand in de zomer van 2015 na de moord op de ongewapende Arubaanse man, Mitch Henriquez. Hierbij probeerden de demonstranten de politiebureau binnen te vallen. Deze demonstratie en de woede van de bevolking was compleet legitiem, maar door het geweld van de politie mondde de demonstratie uit in een razernij waarin de omgeving blindelings werd vernield en kapot geslagen. Deze razernij was begrijpelijk, maar levert vanuit een tactisch standpunt helaas weinig op in de lange termijn. Tijdens mijn voorarrest in DH vanwege mijn eigen participatie aan de Schilderswijkopstand ontmoette ik twee individuen die ook mee hadden gedaan aan de “rellen”, maar voor hele andere redenen ditmaal vast zaten. Voor meer info hierover zie mijn oude artikel “Reflecties over de Schilderswijkopstand en avonturisme.”

[74]    In 2015 werden acht mannen uit Utrecht, Nieuwegein, Wijk bij Duurstede en Tiel opgepakt nadat de politie tientallen wapens en handgranaten in een loods in Nieuwegein had gevonden. De aangetroffen boekhouding bevat een omzet van 19 miljoen euro. Daarin worden de kosten voor wapens, betalingen aan huurmoordenaars en de inkoop en verkoop van drugs beschreven. Ook worden de betalingen concreet gelinkt aan twee uitgevoerde liquidaties. Het gaat om de moorden op Rinus Moerer (68) in Steenbergen op 14 april 2014, en op Samir Jabli (38) op 1 december 2014 in Amersfoort. In het boekje staan bijvoorbeeld de betalingen van de schutter en spotter op de dag dat Jabli werd geliquideerd. De politie vond in twee kluizen zeker zestig pistolen en revolvers en 36 automatische wapens, waaronder een mini-Uzi machinepistool. Ook deed de politie een inval aan de Texel in de Utrechtse wijk Lunetten. In twee opslagboxen in de loods en bij huiszoekingen zijn onder meer negen handgranaten, grote hoeveelheden munitie, kogelwerende vesten, een zelfgemaakte fragmentatiebom en twee gestolen snelle auto’s in beslag genomen. Zie RTV Utrecht, 21 juli 2015, en 14 januari 2016, en Metronieuws 14 september 2015.

[75]    Zie het artikel van de CBS, 17 januari 2018. De gegevens komen uit het rapport “Armoede en uitsluiting” 2018, en van hun Statline “Laag en langdurig laag inkomen van huishoudens; huishoudenskenmerken”.

[76]    CBS statline: “Bevolking; generatie, geslacht, leeftijd en migratieachtergrond, 1 januari.” 14 mei 2018.

Leave A Comment

Leave A Comment