Hannie Schaft (1920-1945) is na de oorlog een van de beroemdste Nederlandse verzetsstrijders geworden, maar dat ze communist was wordt vaak verzwegen.
Als jonge vrouw werd ze minder snel verdacht van illegale activiteiten door de nazi’s. In het begin smokkelde ze vooral gestolen bonkaarten en illegale kranten, maar ze raakte al snel betrokken bij de hogere niveaus van het verzet. Met een handvol andere verzetsstrijders pleegde ze aanslagen op hoge nazi-officieren en collaborateurs.
Vlak voor het einde van de oorlog werd ze op straat gearresteerd toen bleek dat ze illegale kranten en een wapen bij zich had. Het verhaal gaat dat bij haar executie het eerste schot een schampschot was, waarop ze zei: “ik schiet beter”. Daarna werd ze alsnog omgebracht.
Direct na de oorlog was zij vooral voor communisten een symbool van verzet. Evenementen om haar te herdenken werden verboden. In 1951 stuurde de minister van Binnenlandse Zaken politie en leger op de herdenking af, om de 5000 herdenkers weg te houden van de begraafplaats.
Pas vanaf de jaren ‘80 werd Hannie Schaft een algemeen icoon van verzet, en daarbij werd haar communistische ideologie steeds verder verdrongen in de verhalen.
Het leven en de dood van Hannie Schaft is een perfect voorbeeld van wat Lenin al in 1917 schreef: “De grote revolutionairen worden tijdens hun leven voortdurend opgejaagd door de onderdrukkende klassen, en behandeld met de grootste kwaadaardigheid en haat. Ze zijn het doelwit van gewetenloze leugens en lastercampagnes. Maar na hun dood worden pogingen gedaan om hen om te toveren tot onschadelijke iconen. Hun namen worden als het ware heilig verklaard, als een ‘troost’ voor de onderdrukte klassen. Tegelijkertijd wordt de inhoud van hun revolutionaire leer verzwegen, en de essentie van hun werk wordt gevulgariseerd.”