Precies 101 jaar geleden brak in Amsterdam het Aardappeloproer uit, een grote opstand van arbeidersvrouwen die protesteerden tegen het grote voedseltekort. Een week lang beheerste het oproer de Amsterdamse straten. Arbeiders staakten uit solidariteit met de vrouwen. Communisten, socialisten en anarchisten waren de grootste organisatorische drijfkracht achter deze opstand.
Hoewel Nederland neutraal bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog, hadden Nederlanders wel last van grote tekorten aan basisbehoeften. Het was niet zo dat er te weinig voedsel was, maar het werd allemaal geëxporteerd tegen woekerwinsten naar de oorlogvoerende landen. Het Revolutionair Socialistisch Komitee (een samenwerking van anarchisten en communisten) voerde de hele oorlog campagne tegen de voedselexporten en de mobilisatie van de Nederlandse legers.
Steeds meer voedsel ging op de bon, totdat er in juni 1917 geen aardappel meer te krijgen was. Toen in de Amsterdamse arbeiderswijken bekend werd dat er een schip vol aardappelen lag in de Prinsengracht, bestemd voor Duitse soldaten, stroomden vrouwen uit de hele stad er naartoe om het te plunderen. Elders werden treinwagons vol aardappelen leeg getrokken. Tijdens de aardappelstrooptochten kwamen de arbeidersvrouwen er achter dat de distributie zo geregeld was dat rijken wel aardappelen kregen, maar armen alleen rijst en erwten. Het leger werd op het volk afgestuurd, die 9 mensen doodde en meer dan 100 mensen verwondde.
Op de foto: vrouwen in de rij bij een aardappelhandelaar, die binnen een half uur is uitverkocht. De politie staat er naast.