Suze Groeneweg (1875-1940) werd in 1918 als eerste vrouw in het Nederlandse parlement gekozen. Ze mocht op dat moment zelf nog niet stemmen. Zij regelde het eerste wettelijke zwangerschapsverlof in Nederland.
Groeneweg kreeg landelijke bekendheid om haar grote spreektalent. In 1914 werd ze bestuurslid van de SDAP; vier jaar later werd ze de eerste vrouw in het Nederlandse parlement. Tegelijk was zij trouwens ook lid van de Provinciale Staten en van de gemeenteraad Rotterdam.
Binnen de Tweede Kamer hield ze zich vooral bezig met de rechten van vrouwen, moederzorg, drankbestrijding en onderwijs. Ze speelde een voortrekkersrol in het ontstaan van wetten rondom zwangerschapsverlof en de regeling van goed (kleuter)onderwijs. In 1929 werd mede dankzij haar inzet het eerste zwangerschapsverlof in de wet geregeld: zwangerschap werd als ‘ziekte’ bestempeld, zodat zwangere vrouwen onder de ziektewet een beetje sociaal vangnet konden krijgen.
In de jaren ‘30 werd ze ernstig ziek, waardoor ze zich uiteindelijk moest terugtrekken als parlementslid. Haar hele leven had ze een zware druk gevoeld om overeind te blijven staan en te presteren als vrouw in een vijandige mannenwereld. Pas in 1977 zou het aantal vrouwen in de Tweede Kamer boven de 10% uitkomen.