Dit artikel is geschreven door een kameraad. Dit is deel 1. De opinies zijn niet per se die van Revolutionaire Eenheid.
Deel I
Hoe racisme en nationale onderdrukking tegen te gaan?
Het volgende stuk is het eerste deel van een artikel over nationale onderdrukking. Het is onderverdeeld in vier onderdelen om het verteerbaar te maken. Het eerste deel zal gaan over de correcte politieke principes om racisme te bestrijden, de tweede deel om de oorsprong van bepaalde politieke principes en de sociale klassen die het vertegenwoordigen, het derde deel behandelt de oorzaken van nationale onderdrukking in het algemeen, en het vierde deel zal gaan over een algemene strategie tegen racisme.
Zoals de meeste van ons weten bestaan er tegenwoordig nog steeds bewegingen die strijden tegen nationale onderdrukking, racisme en voor gelijkwaardigheid. Binnen deze bewegingen bestaan er uiteenlopende politieke ideeën. Het volgende stuk is niet bedoeld om mensen bewust te maken van nationale onderdrukking en racisme, maar om een correcte politieke lijn te formuleren die het voor eens en altijd kan doen wegvagen. Ik hoop hiermee een discussie aan te wakkeren zodat we de juiste ideeën kunnen scheiden van de verkeerde ideeën om effectief tegen racisme te strijden.
We horen de wereld niet te confronteren met zelf bedachte principes. Daarentegen proberen we de juiste principes te verkondigen die voortkomen vanuit diezelfde wereld. Het marxisme is een samenvatting van al het voorgaande strijd, met haar tegenslagen en overwinningen, en formuleert van daaruit de juiste principes. Het zegt niet: “Hier is de waarheid, op je knieën ervoor! Verlaat je strijd, deze is niet relevant!” Het geeft daarentegen perspectief voor de bestaande strijd en laat aan de bevolking zien waarom het strijd om ze bewustzijn te geven. Omgekeerd hinkelt het ook niet lomp achter deze bewegingen aan zonder richting, maar geeft het een revolutionaire perspectief.1
De mensen die tegenwoordig hun hoofden breken over het nationale vraagstuk hadden het makkelijker kunnen maken voor hunzelf, want het antwoord daarop is in essentie al compleet. Deze werd geformuleerd door Lenin (1913) en deze algemene principes zijn vandaag de dag nog steeds geldig.2 Wat wij zullen proberen te doen is om deze principes te vertalen naar de tegenwoordige situatie.
De tweeledigheid in het vraagstuk van nationale onderdrukking:
De politieke beginselen die tegenwoordig om de identiteit draaien in de vorm van afkomst, geslacht of seksuele voorkeuren zijn in zichzelf nationaal-liberale beginselen. Deze beginselen draaien om zelfbeschikking, soevereiniteit en autonomie van volk en natie, persoonlijke vrijheid, vrijheid van geloof (geen discriminatie), van cultuur, identiteit enz. Het vraagstuk van nationale onderdrukking heeft zich ontpopt in ons land door de erkenning dat de ene nationaliteit ‘witte privilege’ heeft ten opzichte van de ander en dat andere nationaliteiten onderdrukt worden door bijvoorbeeld etnisch profilering, segregatie of arbeidsmarktdiscriminatie. Deze nationale onderdrukking en racisme vertaalt zich in allerlei aspecten in het culturele en economische leven van de sociale klassen.
Als marxisten zijn wij tegen de onderdrukking van de ene nationaliteit op de andere, en ook tegen alle privileges van de ene nationaliteit op de andere die daaruit voortkomen. Hierbij steunen we de strijd tegen nationale onderdrukking en voor zelfbeschikking en autonomie, vrijheid van geloof, cultuur en identiteit, en deze steun is onvoorwaardelijk als marxist zijnde. Alvorens we kritiek uiten op een van deze nationale bevrijdingsbewegingen, zullen we het onvoorwaardelijk moeten steunen om niet in het kamp van de reactie te vallen. Een Nederlandse marxist of arbeider die niet het volledige recht van zelfbeschikking voor alle volkeren en naties erkent, zal daarmee onvermijdelijk zijn eigen nationalisme hooghouden en niet alleen in het kamp van de Nederlandse burgerij, maar zelfs in dat van de meest bekrompen zijde, de kleinburgerij (middenklasse) verkeren.
Maar dat we de strijd tegen nationale onderdrukking steunen, wil niet zeggen dat we onszelf ook gelijk op deze beginselen zullen baseren. We zullen onszelf daarentegen baseren op de beginselen van de internationale cultuur en samenwerking van de werkende klasse in all imperialistische landen, en deze strijd van het internationale proletariaat (arbeidersklasse) in verbinding brengen met de strijd voor nationale zelfbeschikking van alle onderdrukte volkeren en naties van de wereld. Als dus omgekeerd een niet-Nederlandse marxist of arbeider zichzelf laat meeslepen in zijn gerechtvaardigde en natuurlijk haat tegen het Nederlandse nationalisme en deze ook maar een beetje laat lekken richting het Nederlandse proletariaat, dan zal deze zijn marxistische principes verwaarlozen en daardoor in het moeras van het burgerlijk nationalisme en afscheiding vallen.
Het kapitalisme kent in zijn ontwikkeling in verband met het nationale vraagstuk twee historische tendensen. Ten eerste: het ontwaken van nationaal leven en nationale bewegingen uit het feodale slaap, de strijd tegen elk soort nationale onderdrukking, het zich ontwikkelen van nationale staten en soevereiniteit. Ten tweede: de verdere ontwikkeling en vermenigvuldiging van de meest verschillende betrekkingen tussen de naties, het neerhalen van nationale scheidsmuren, het samenbrengen van volkeren, het tot stand brengen van de internationale eenheid van het kapitaal en van het economische leven in het algemeen, van de politiek, de wetenschap enz.
Beide tendensen zijn wetmatigheden, die voor het kapitalisme over de hele wereld gelden. De eerste heeft de overhand in het beginstadium van zijn ontwikkeling, de tweede is kenmerkend voor het imperialistische stadium, dat zijn overgang naar de socialistische maatschappij tegemoet gaat. Het politiek van het marxisme houdt rekening met beide tendensen. Het staat in de eerste plaats de gelijkgerechtigdheid van naties, talen en culturen voor, de ontoelaatbaarheid van alle privileges en het recht der naties op zelfbeschikking; ten tweede het principe van het internationalisme en samenwerking, en van de onverzoenlijke strijd tegen de besmetting van het proletariaat met burgerlijk nationalisme en versplintering. Laten we dit tweeslachtigheid eens nader bekijken.
In elke imperialistische natie is er een heersende nationalistische ideologie (Nederlands, Duits enz.) afkomstig van een minderheid van rijke en bevoorrechte mensen, wiens levensvoorwaarden berusten op de uitbuiting en controle van de meerderheid van de bevolking. Tegelijkertijd is er in elk van diezelfde naties een werkende en uitgebuite massa van mensen afkomstig uit verschillende nationaliteiten (Koerdisch, Sierra Leone, Marokko, Nederlands enz.), maar wiens levensvoorwaarden elementen van een democratische en socialistische ideologie in het leven roepen door hun concentratie op de werkvloer en in steden. Dit zijn de “twee landen” in dit land, en deze twee zijden van de medaille zijn ook de twee fundamentele wereldbeschouwingen in ons tijdperk; arbeiders en kapitalisten, oftewel proletarisch internationalisme en burgerlijk nationalisme.
De totale bevolking van Nederland telt ongeveer 17.181.084, waarvan er 13.209.225 met een Nederlandse achtergrond en 3.971.859 met een niet-Nederlandse achtergrond bestaat.3 Deze bestaan voornamelijk (en niet alleen) uit Syrische, Eritrese, Iraanse, Iraakse, Afghaanse en Somalische vluchtelingengroepen, en Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Poolse, Bulgaarse en Roemeense arbeidsmigranten.4 Het merendeel van deze bevolkingsgroepen zijn ingeburgerd in Nederland met een tweede en soms zelfs derde generatie. Het kapitalisme heeft dezelfde werkingen als dat van een molen, die nationale verschillen vermaalt en uit de weg ruimt. Deze ‘smeltingspot’ is een eigenschap van de economische werkingen van het imperialisme die tot vernietiging van nationale scheidsmuren leidt, naties samenvoegt door economische betrekkingen, verschillende bevolkingen opeenhoopt en assimileert in steden, culturen met elkaar vermengd enz. De nationale kenmerken zullen tot op een bepaalde hoogte blijven bestaan, maar in wezen worden de elementen voor een internationale cultuur gecreëerd. Vanuit haar soortgelijke economische positie heeft het proletariaat dezelfde belangen en kan zichzelf in wezen dieper met elkaar relateren, ongeacht het verschil in afkomst of geslacht. Dit zijn tendensen die als een van de grootste stuwkrachten vormt die het kapitalisme in socialisme doen veranderen, en deze progressieve elementen zullen we als marxisten naar voren moeten halen en verenigen.
We zijn tegen integratie of assimilatie als dit proces het pad bewandelt van geweldpleging en onderdrukking, maar we steunen het als het een natuurlijke gevolg is van de economische betrekkingen van een bepaalde natie en het op democratische wijze verloopt. Een algemene beheersing van de Nederlandse taal bijvoorbeeld is een voordeel voor ieder die in dit land wilt werken, studeren of in het algemeen adequaat wilt kunnen functioneren. Als omgekeerd de Nederlandse taal op de meest barbaarse wijze op minderheden of naties wordt opgelegd horen we onszelf er onverzoenlijk tegen te verzetten en het recht op zelfbeschikking te erkennen. Dit verschil is cruciaal om in het oog te houden.
We zijn volstrekt tegen het nationalisme die de belangen van de grootaandeelhouders en hun VOC-mentaliteit dient in Nederland, we steunen de strijd van nationale onderdrukten en hun recht op zelfbeschikking en de eigen identiteit, maar ons politiek is niet gebaseerd op het nationalisme van deze of gene bevolkingsgroep zelf die de scheiding en fragmentatie van de werkende bevolking van diezelfde natie in de hand speelt. Daarentegen baseren we onszelf op die bindende elementen van de arbeidersklasse die juist de eenheid behoudt en de basis legt voor een socialistische en internationale cultuur. Elke marxist in de imperialistische naties hoort zichzelf te verzetten tegen elke vorm van nationale onderdrukking, in de vorm van politiegeweld, in het rechterlijke systeem, cultureel of economisch, en de strijd daartegen te baseren op de verenigingskracht van de arbeidersklasse. Tegenover al het nationale geharrewar en gebikkel om een aantal privileges antwoorden wij marxisten als volgt: onvoorwaardelijke eenheid en complete samensmelting en samenwerking van de arbeiders van de verschillende nationaliteiten, sectoren, vakverenigingen en organisaties. De arbeidersklasse verenigt onder één vuist, als tegenwicht tegen elke nationale en reactionaire cultuur, zal sterker zijn dan een beweging bestaande uit vijf opgesplitste vingers! Slechts bij een dergelijke eenheid, bij zulk een samensmelting, kunnen de belangen van de arbeiders tegen het kapitaal — dat reeds internationaal is en steeds sterker wordt — verdedigd worden en kan de ontwikkeling van de mensheid naar een nieuwe levensvorm, waarin elk privilege en iedere uitbuiting onmogelijk is, gewaarborgd worden.
De omverwerping van het imperialisme door een dictatuur van het proletariaat is onze strijdkreet. Deze is alleen mogelijk door een beweging van de meerderheid van de bevolking en in het belang van deze meerderheid die als één gezamenlijke wil en kracht de bestaande relaties van productie vernietigen. Alleen deze gebundelde krachten van de bevolking die zich voortbeweegt als één gemeenschappelijk wil kan het kapitalisme en haar racistische instituties worden neergehaald. Om dit in beweging te brengen hebben we een voorhoede partij nodig die de verschillende strijd tegen exploitatie en onderdrukking verenigd en leidt op basis van een proletarische perspectief. Pas door deze erkenning kan men zichzelf revolutionair noemen. Wat het marxisme dus in essentie scheidt van andere politieke ideologieën is haar openlijke verklaring voor een revolutionaire omwenteling van de maatschappij door een consequente democratie van de werkers, alsmede een dictatuur tegen het kapitaal. Om een marxist te wezen in het imperialistisch tijdperk is om werkelijk revolutionair te zijn. Als de bevolking nog niet gereed is voor deze ideeën en om dit pad te bewandelen, dan houden we simpelweg onze geduld zonder dat we onszelf van dit pad laten afstoten.
Het doet er theoretisch niet toe of men deze “oude marxistische ideeën” als waarheid accepteren of niet. Ooit dacht men bijvoorbeeld dat ons planeet plat was tot we er vervolgens achter kwamen dat het een ovale vorm heeft. Deze ovale vorm van de planeet bestond toen men nog in een platte wereld geloofde, en ook toen men er niet meer in geloofde. Het enige dat verschilde was de subjectieve inzicht van de mens in de objectieve werkelijkheid van de wereld. Hetzelfde geldt voor deze politieke strategieën voor bevrijding. Het doet er evenmin toe of men er vandaag onbewust van is of er morgen pas bewust van wordt, de objectieve werkelijkheid van deze principes zullen zich doen blijven gelden. Het marxisme is geen dogma, noch gebaseerd op gevoel, maar op de werkingen van de realiteit.
1“In all the practical work of our Party, all correct leadership is necessarily “from the masses, to the masses.” This means: take the ideas of the masses (scattered and unsystematic ideas) and concentrate them (through study, turn them into concentrated and systematic ideas), then go to the masses and propagate and explain these ideas until the masses embrace them as their own, hold fast to them and translate them into action, and test the correctness of these ideas in such action. Then once again concentrate ideas from the masses and once again go to the masses so that the ideas are persevered in and carried through. And so on, over and over in an endless spiral with the ideas becoming more correct, more vital and richer each time…” Mao Zedong, “Some Questions Concerning Methods of Leadership,” June 1, 1943, Selected Works, Vol. III, p. 119.
2V.I. Lenin, “Kritische opmerkingen bij het nationale vraagstuk”. 1913 Deze tekst en alle andere teksten van Lenin rondom het moderne imperialisme en haar nationale onderdrukking zijn cruciaal. Zonder een begrip te hebben van zijn uitwerkingen hierover geloof ik niet dat we een adequaate Marxistische standpunt zouden kunnen formuleren. Ik stel in alle ernst voor om eerder deze teksten te lezen dan de mijne.
3CBS statline: “Bevolking; generatie, geslacht, leeftijd en migratieachtergrond, 1 januari.” 14 mei 2018.
4“De vier grootste niet-westerse groepen in Nederland hebben een Turkse (397.000), Marokkaanse (386.000), Surinaamse (349.000) of Antilliaanse (151.000) achtergrond. In 2015 kwamen per saldo 9.600 Polen naar Nederland en in 2014 12.100. In die jaren kwamen er gemiddeld 2.000 Bulgaren en Roemenen bij. De immigratie uit deze landen nam toe nadat per 1 januari 2014 de tewerkstellingsvergunning werd afgeschaft. Direct na de toetreding tot de EU van Bulgarije en Roemenië in 2007 was het migratiesaldo hoger dan in 2014 en 2015. De immigratie van vluchtelingengroepen fluctueerde de afgelopen twintig jaar. Zo vond in de eerste jaren na 1995 vooral immigratie uit Afghanistan en Irak plaats, daarna uit Iran en Somalië. De immigratie vanuit Iran vond vooral voor de eeuwwisseling plaats.” CBS: “Bevolking naar migratieachtergrond”. 21 november 2016.